This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
H4.3 Wolken en neerslag uitwerkingen
Slide 1 - Slide
Zelfstandig werken
Wat: lees je Nova boek blz. 73 t/m 77 en maak opgaven 35 t/m 43 van H 4.3 op blz. 135 t/m 136.
Hoe: helemaal stil!
Hulp: docent
Tijd: 20 minuten lang
Huiswerk: opdrachten 35 t/m 47 van paragraaf H 4.3 op blz. 135 en 138.
Klaar?: ga bezig met H4.4.
timer
15:00
Slide 2 - Slide
25 Vul in: a Als het overdag warm weer is, neemt de lucht grote hoeveelheden ........... op. b ’s Nachts condenseert een deel van de waterdamp weer, doordat de lucht ........ . c De temperatuur waarbij de waterdamp begint te condenseren, noem je het ........... . d Hoe minder waterdamp de lucht bevat, des te ......... ligt het dauwpunt.
Slide 3 - Open question
26 Stapelwolken beginnen hun bestaan als opstijgende ‘bellen’ warme lucht. a Tijdens het opstijgen wordt de lucht ........... . b De waterdamp in zo’n luchtbel begint te condenseren als de temperatuur van de luchtbel daalt tot onder het ............ . c De hoogte waarop dit gebeurt, noem je het ............. . d Beneden deze hoogte zie je geen wolken, omdat waterdamp............ is.
Slide 4 - Open question
27 Fase-overgangen spelen een belangrijke rol in het weer. In figuur 9 zijn de fase-overgangen als pijlen getekend.
Noteer bij elke pijl de juiste fase-overgang. Kies uit: rijpen – bevriezen – smelten – verdampen – condenseren.
Slide 5 - Open question
Slide 6 - Slide
28 Met welke fase-overgang heb je te maken: a als het begint te misten laat op een middag in de herfst? b als de straten ’s winters spiegelglad worden doorde ijzel? c als in een koude herfstnacht het gras wit wordt van de rijp? d als het gras in een heldere zomernacht nat wordt door de dauw? e als de straten na een zomerse regenbui weer opdrogen in de zon?
Slide 7 - Open question
29 Lees het weerbericht in figuur 10.
a Welke fase-overgang is er de oorzaak van dat er stapelwolken ontstaan?
b Welke fase-overgang is er de oorzaak van dat de bewolking weer ‘oplost’?
Slide 8 - Open question
29 Lees het weerbericht in figuur 10.
c Hoe komt het dat de wolken pas in de loop van de ochtend verschijnen?
Slide 9 - Open question
29 Lees het weerbericht in figuur 10.
d Hoe komt het dat er juist in een heldere zomernacht kans is op grondmist?
Slide 10 - Open question
30 Aan het eind van een warme zomermiddag bevat de buitenlucht 16 gram water per kubieke meter lucht. De temperatuur is dan 24 °C.
a Kan deze lucht nog meer waterdamp bevatten?
Waaraan kun je dat zien?
Slide 11 - Open question
30 Aan het eind van een warme zomermiddag bevat de buitenlucht 16 gram water per kubieke meter lucht. De temperatuur is dan 24 °C.
b Wat is het dauwpunt van deze lucht?
Slide 12 - Open question
30 Aan het eind van een warme zomermiddag bevat de buitenlucht 16 gram water per kubieke meter lucht. De temperatuur is dan 24 °C.
c Leg uit wat er met de waterdamp gebeurt als de
lucht afkoelt tot onder 18 °C.
Slide 13 - Open question
30 Aan het eind van een warme zomermiddag bevat de buitenlucht 16 gram water per kubieke meter lucht. De temperatuur is dan 24 °C.
d In de loop van de avond en nacht daalt de temperatuur ten slotte tot 10 °C.
Hoeveel gram waterdamp condenseert er uit elke kubieke meter lucht?
Slide 14 - Open question
31 In de Saharawoestijn ligt het Tibesti-gebergte. Op de toppen van dit gebergte is het 15 °C kouder dan in de dalen. De lucht in het dal bevat 5 g waterdamp per m3 en heeft een temperatuur van 12 °C.
a Wat is het dauwpunt van de lucht in het dal?
Slide 15 - Open question
b Gemiddeld valt er eens in de zeven jaar sneeuw op de toppen van het gebergte. Dat gebeurt als de lucht uit het dal door de wind tegen de bergen omhoog wordt geblazen.Leg uit hoe het kan sneeuwen op de toppen van het Tibesti-gebergte. Gebruik het begrip ‘dauwpunt’ in je uitleg.
Slide 16 - Open question
32 Op een dag bevat de lucht in het dal 10 g waterdamp per m3 en heeft een temperatuur van 20 °C. Door de wind wordt de lucht uit het dal tegen de berg omhoog geblazen.
Leg uit wat voor weer het is op de toppen van het gebergte.
Slide 17 - Open question
33 Een luchtbel met warme lucht van 22 °C gaat omhoog. Het dauwpunt van deze lucht is 8 °C. Bij elke 100 m stijging daalt de temperatuur van de luchtbel met 0,5 °C.
a Bij welke temperatuur begint de waterdamp in de luchtbel te condenseren?
Slide 18 - Open question
33 Een luchtbel met warme lucht van 22 °C gaat omhoog. Het dauwpunt van deze lucht is 8 °C. Bij elke 100 m stijging daalt de temperatuur van de luchtbel met 0,5 °C.
b Als de waterdamp begint te condenseren, ontstaat het begin van een stapelwolk?