Formuleren: voorbeelden gebruiken

Vandaag 

  1. Huiswerk nakijken
  2. Formuleren: voorbeelden gebruiken
  3. Vanaf volgende week standaard een fictieboek mee
  4. Huiswerk
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vandaag 

  1. Huiswerk nakijken
  2. Formuleren: voorbeelden gebruiken
  3. Vanaf volgende week standaard een fictieboek mee
  4. Huiswerk

Slide 1 - Slide

Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 
WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP
Let op: 
Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel! 
Huiswerk nakijken
Waar?
Bladzijde 94 tot en met 95

Waarover?
Tekstverbanden en signaalwoorden

Welke opdracht?
1 tot en met 4

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1
  • 1 politieacademie
  • 2 studieavond
  • 3 rijexamen
  • 4 domino-effect
  • 5 gala-avond
  • 6 televisieantenne
  • 7 auto-ongeval
  • 8 koffie-uurtje

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 2
  • 1 Oost-Europees
  • 2 $-teken
  • 3 non-actief
  • 4 aspirant-verkoper
  • 5 intakegesprek
  • 6 half-om-half
  • 7 antiroker
  • 8 havoleerling


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 3
  • 1 keel-, neus- en oorarts
  • 2 rode en witte rozen
  • 3 pro-Deoadvocaat
  • 4 huis-aan-huis
  • 5 aan-en-uitknop
  • 6 audiovisueel
  • 7 hoofd- en zijstraten
  • 8 kerstbomen en -ballen


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 4
  • 1 Viezeluierzakjes zijn zakjes voor vieze luiers; vieze luierzakjes zijn luierzakjes die vies zijn.
  • 2 Een blauweverfpot is een pot met blauwe verf; een blauwe verfpot is een verfpot die blauw is.
  • 3 Een grotestadsbewoner is een bewoner van een grote stad; een grote stadsbewoner is een stadsbewoner die groot is.


Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Hoofdstuk 3

Formuleren
Voorbeelden gebruiken

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

  • Je kan tekst aantrekkelijk (en duidelijker) maken door het gebruik van voorbeelden.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Uitlegfilmpje

Slide 9 - Slide

Je kan ook meerdere zinnen aan elkaar verbinden door een zogenaamd verbindingswoord te gebruiken. Voordat je het verbindingswoord gebruikt, plaats je dan wel een komma! Een voorbeeld zie je in de zin ‘Ik ben vandaag naar de stad geweest, want ik moest nog een cadeautje kopen voor mijn moeder.’ Het gedeelte vanaf want hoort bij het eerste deel van de zin. Deze kan je dus niet als zelfstandige zin gebruiken en moet altijd aan de eerste zin worden verbonden door de komma. Wel kan je van de zinnen twee hoofdzinnen maken, waardoor ze wel los van elkaar kunnen staan. Bij de voorbeeldzin krijg je dan ‘Ik ben vandaag naar de stad geweest. Ik moest nog een cadeautjes kopen voor mijn moeder.’ Je ziet dat het woordje want hier dan kan worden weggelaten.
Met een voorbeeld:
  • Leg je een moeilijk woord uit.
  • Maak je een situatie duidelijk.

Slide 10 - Slide

Je kan ook meerdere zinnen aan elkaar verbinden door een zogenaamd verbindingswoord te gebruiken. Voordat je het verbindingswoord gebruikt, plaats je dan wel een komma! Een voorbeeld zie je in de zin ‘Ik ben vandaag naar de stad geweest, want ik moest nog een cadeautje kopen voor mijn moeder.’ Het gedeelte vanaf want hoort bij het eerste deel van de zin. Deze kan je dus niet als zelfstandige zin gebruiken en moet altijd aan de eerste zin worden verbonden door de komma. Wel kan je van de zinnen twee hoofdzinnen maken, waardoor ze wel los van elkaar kunnen staan. Bij de voorbeeldzin krijg je dan ‘Ik ben vandaag naar de stad geweest. Ik moest nog een cadeautjes kopen voor mijn moeder.’ Je ziet dat het woordje want hier dan kan worden weggelaten.
Cijfers in voorbeelden
  • Zo aansprekend mogelijk.
  • Dichter bij de leefwereld van de lezer.

Slechts 75.000 van de in de totaal 100.000 gespeelde wedstrijden kende een winnaar. De andere 25.000 wedstrijden  eindigden in een gelijkspel.

  • Drie op de vier wedstrijden kende een winnaar.

Slide 11 - Slide

Je kan ook meerdere zinnen aan elkaar verbinden door een zogenaamd verbindingswoord te gebruiken. Voordat je het verbindingswoord gebruikt, plaats je dan wel een komma! Een voorbeeld zie je in de zin ‘Ik ben vandaag naar de stad geweest, want ik moest nog een cadeautje kopen voor mijn moeder.’ Het gedeelte vanaf want hoort bij het eerste deel van de zin. Deze kan je dus niet als zelfstandige zin gebruiken en moet altijd aan de eerste zin worden verbonden door de komma. Wel kan je van de zinnen twee hoofdzinnen maken, waardoor ze wel los van elkaar kunnen staan. Bij de voorbeeldzin krijg je dan ‘Ik ben vandaag naar de stad geweest. Ik moest nog een cadeautjes kopen voor mijn moeder.’ Je ziet dat het woordje want hier dan kan worden weggelaten.
Een voorbeeld aankondigen
Met een signaalwoord!
Bijvoorbeeld, neem nou, zo, zoals, als, denk maar aan.

Het gaat al jaren slecht met de weidevogelsoorten in Nederland. Cijfers van het CBS tonen aan dat bijvoorbeeld het aantal grutto's, eksters en veldleeuweriken steeds verder daalt.

Slide 12 - Slide

Je kan ook meerdere zinnen aan elkaar verbinden door een zogenaamd verbindingswoord te gebruiken. Voordat je het verbindingswoord gebruikt, plaats je dan wel een komma! Een voorbeeld zie je in de zin ‘Ik ben vandaag naar de stad geweest, want ik moest nog een cadeautje kopen voor mijn moeder.’ Het gedeelte vanaf want hoort bij het eerste deel van de zin. Deze kan je dus niet als zelfstandige zin gebruiken en moet altijd aan de eerste zin worden verbonden door de komma. Wel kan je van de zinnen twee hoofdzinnen maken, waardoor ze wel los van elkaar kunnen staan. Bij de voorbeeldzin krijg je dan ‘Ik ben vandaag naar de stad geweest. Ik moest nog een cadeautjes kopen voor mijn moeder.’ Je ziet dat het woordje want hier dan kan worden weggelaten.
Vul de zin aan met passende voorbeelden (gebruik een signaalwoord):
Mijn oma heeft door de jaren heen veel huisdieren gehad ...

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Huiswerk
Waar? 
Bladzijde 92 tot en met 93

Waarover?
Voorbeelden gebruiken

Welke opdracht?
1 tot en met 3

Is dit huiswerk voor de volgende keer?
Nee, voor de eerste les van de nieuwe week
timer
10:00

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Aanstaande vrijdag:
SO lezen hoofdstuk 1 tot en met 3 in computerlokaal 55

Tot vrijdag!

Slide 15 - Slide

This item has no instructions