- Die lachebek (je noemt de eigenschap, maar je bedoelt de persoon) .
- Hij trapte het leer tussen de doelpalen (je noemt het materiaal, maar je bedoelt het voorwerp)
- Geef mij nog maar een glaasje (je noemt het voorwerp, maar je bedoelt de inhoud).
- Dat is een echte Van Gogh (je noemt de maker, maar bedoelt het product).