What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
BB Hoe sta je ervoor met (ww)spelling?
werkwoorden
timer
10:00
1 / 49
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, b, k
Leerjaar 3,4
This lesson contains
49 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
werkwoorden
timer
10:00
Slide 1 - Slide
Spelling
We herhalen in de les :
- de spelling van werkwoorden in de tegenwoordige - en verleden tijd .
Slide 2 - Slide
Lesplanning:
Leesdossier: themalezen -10 minuten
We herhalen in de les :
- de spelling van werkwoorden in de tegenwoordige - en verleden tijd + het voltooid deelwoord
-oefening
- nakijken
Slide 3 - Slide
Werkwoordspelling
persoonsvorm
tegenwoordige en verleden tijd
voltooid deelwoord
Slide 4 - Slide
werkwoordspelling
wat is juist?
A
hij bediend
B
hij bedient
Slide 5 - Quiz
werkwoordspelling
wat is juist?
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.
Slide 6 - Quiz
Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
Slide 7 - Quiz
(vinden) Ik ... spelling erg lastig.
A
vint
B
vind
C
vindt
Slide 8 - Quiz
Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
Vindt
B
Vind
Slide 9 - Quiz
Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden
Slide 10 - Quiz
werkwoordspelling
wat is juist?
A
Zij begeleiden de vrouw naar huis gisteren
B
Zij begeleidden de vrouw naar huis gisteren.
Slide 11 - Quiz
werkwoordspelling
(worden) ... je vader boos als je een onvoldoende haalt?
A
word
B
wordt
Slide 12 - Quiz
Werkwoordspelling
Ik vind(en) het geweldig dat jij je aanmeld(en) om oudjes te helpen.
A
vind/aanmeld
B
vindt/aanmeldt
C
vindt/aanmeld
D
vind/aanmeldt
Slide 13 - Quiz
De regel van het kofschip is voor
A
spelling van werkwoorden in VT
B
spelling van werkwoorden in TT
C
spelling van zelfstandige naamwoorden
D
spelling van alle woorden
Slide 14 - Quiz
Ik wil graag nog extra uitleg bij de werkwoordspelling.
A
Ja
B
Nee
Slide 15 - Quiz
Spelling
(stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord
meervoud
samenstellingen
koppelteken
Slide 16 - Slide
Spelling
De (rond) tafel
A
rondde
B
ronde
Slide 17 - Quiz
de (goud) ring
A
gouden
B
goude
Slide 18 - Quiz
de (riet) mand
A
rieten
B
riete
C
riet
Slide 19 - Quiz
Het (goedkoop, plastic) speelgoed
A
goedkope, plastic
B
goedkope, plasticen
Slide 20 - Quiz
Meervoud van
schaal
A
schallen
B
schaals
C
schalen
D
schaalen
Slide 21 - Quiz
Meervoud van
dominee
A
dominees
B
dominee's
Slide 22 - Quiz
Meervoud van
bacterie
A
Bacteriën
B
Bacterieën
Slide 23 - Quiz
Meervoud van
trap
A
trapen
B
traps
C
trappen
D
trap's
Slide 24 - Quiz
Meervoud van
menu
A
menus
B
menuus
C
menu's
Slide 25 - Quiz
Meervoud -s of -'s
A
dictees
B
dictee's
Slide 26 - Quiz
Meervoud -s of -'s
A
garages
B
garage's
Slide 27 - Quiz
Meervoud -s of -'s
A
babys
B
baby's
Slide 28 - Quiz
Meervoud van
porie
A
poriën
B
porieën
Slide 29 - Quiz
meervoud van
wolf
A
wolven
B
wolfen
C
wolffen
D
wolfs
Slide 30 - Quiz
meervoud van
idee
A
ideën
B
ideeën
C
ideëen
Slide 31 - Quiz
Samenstellingen schrijf je zoveel mogelijk aan elkaar
A
goed
B
fout
Slide 32 - Quiz
Kies de juiste samenstelling
A
Kippenhok
B
Kippehok
Slide 33 - Quiz
Kies de juiste samenstelling
A
Aspergesoep
B
Aspergensoep
Slide 34 - Quiz
Kies de juiste samenstelling
A
Zonnescherm
B
Zonnenscherm
Slide 35 - Quiz
Wat is de juiste samenstelling?
A
spinnenweb
B
spinneweb
Slide 36 - Quiz
Hoe schrijf je de samenstelling:
beer + gezellig
A
berengezellig
B
beregezellig
Slide 37 - Quiz
Hoe schrijf je de samenstelling
geboorte + cijfer
A
geboortecijfer
B
geboortencijfer
Slide 38 - Quiz
Hoe schrijf je de samenstelling
verrassing+aanval
A
verrassingsaanval
B
verrassingaanval
Slide 39 - Quiz
Welke samenstelling is correct geschreven?
A
groenteboer
B
groentenboer
Slide 40 - Quiz
Waar is het koppelteken juist gebruikt?
A
minijurk
B
mini-jurk
Slide 41 - Quiz
Wel of geen koppelteken?
A
minimuminkomen
B
minimum-inkomen
Slide 42 - Quiz
Wel of geen koppelteken?
A
dvd collectie
B
dvd-collectie
Slide 43 - Quiz
Interpunctie
leestekens
komma, punt, vraagteken, uitroepteken
citaat
Slide 44 - Slide
De man fluisterde: "Ik kan niet meer".
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn verkeerd geschreven.
Slide 45 - Quiz
We oefenen met de volgende leestekens: komma, punt, vraagteken en uitroepteken.
A
Goed
B
Fout
Slide 46 - Quiz
Welke leestekens gebruik je bij een citaat?
A
Uitroeptekens
B
Dubbele punt en aanhalingstekens
Slide 47 - Quiz
Welk leesteken hoort er achter de zin?
Vind jij leestekens moeilijk
A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets
Slide 48 - Quiz
Wat vind je nog moeilijk?
Slide 49 - Open question
More lessons like this
spellingquiz
December 2021
- Lesson with
41 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, b, k
Leerjaar 3,4
spellingquiz
March 2021
- Lesson with
43 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, b, k
Leerjaar 3,4
Werkwoordspelling T.T. + V.T. oefenen
October 2021
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, b, k
Leerjaar 3,4
4B Spelling oefenen
October 2023
- Lesson with
42 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, b, k
Leerjaar 4
spellingquiz
April 2023
- Lesson with
39 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, b, k
Leerjaar 3,4
spellingquiz
September 2024
- Lesson with
41 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, b, k
Leerjaar 3,4
spellingquiz
September 2024
- Lesson with
39 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, b, k
Leerjaar 3,4
Oefentoets spelling
November 2024
- Lesson with
46 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo, b, k
Leerjaar 3,4