Theorie A Les 1

Theorie A - Les 1
1 / 12
next
Slide 1: Slide
Muziek Theorie hafabra ABeroepsopleiding

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Theorie A - Les 1

Slide 1 - Slide


  • Op deze dia's staan de hoofdstukken samengevat.
  • Er worden hier en daar tips en geheugensteuntjes gegeven.

Succes!

Slide 2 - Slide


Notenbalk
De notenbalk zijn de vijf lijntjes waar de noten op staan getekend.

Noten
De noten zijn de gedrukte bolletjes die in de notenbalk staan.
De namen van de noten zijn C,D,E,F,G,A,B
Tonen
Tonen kun je niet zien maar alleen horen.

Slide 3 - Slide

G sleutel
F sleutel
Sleutels
Sleutels bepalen hoe hoog de noten zijn. 
Als er een g sleutel (vioolsleutel) staat heet de noot op de onderste lijn E
Als er een f sleutel (bassleutel) staat heet de noot op de onderste lijn G
De C sleutel komt minder vaak voor.
 
Sleutels tekenen
Op je examen moet je ook een G sleutel kunnen tekenen.
Neem maar eens een blaadje en teken er een notenbalk op.
Teken 10 G sleutels in de notenbalk.
Begin met tekenen op de lijn van d noot G, hij heeft niet voor niks G sleutel

Slide 4 - Slide

8va = je speelt een octaaf hoger dan er staat
8vb = je speelt een octaaf lager dan er staat
Hoger of lager
Soms moet je hele hoge of lage noten spelen. 
Heel veel hulplijntjes tellen is dan niet zo handig.
Er wordt dan 8va of 8vb boven of onder de noten geschreven.
Alle noten waarbij dat gebeurt speel je dan een octaaf (zie H6) hoger of lager.
B = Basso
De b in 8vb staat voor basso.
Alle bas instrumenten zijn heel erg laag.
Als je dat weet kun je makkelijk onthouden dat je bij 8vb dus lager moet spelen.

Slide 5 - Slide

Toevallige voortekens
Vaste voortekens
Toevallige voortekens
Deze tekens noemen we toevallige voortekens.
Ze zorgen ervoor dat de noot waar ze voor staan een halve toon verhoogd of verlaagd worden.
Een toevallig voorteken blijft een hele maat geldig.
Als dezelfde noot in die mat nog een keer voor komt geldt het voorteken nog steeds.
Kruizen
Een kruis verhoogd een noot met een halve toon.
Als er een kruis bij een noot staat heet hij notennaam+is
Bijvoorbeeld B# = Bis (je zegt bies)

Mollen
Een kruis verlaagd een noot met een halve toon.
Als er een kruis bij een noot staat heet hij notennaam+es
Bijvoorbeeld Bb = Bes 
Herstellingsteken
Een herstellingsteken zorgt er voor dat een kruis of mol niet meer geldt.
Soms moet je bijvoorbeeld eerst een G# spelen en daarna een gewone G.
Het herstellingsteken staat dan bij de G zodat je weet dat het kruis niet meer mee telt.
Vaste voortekens
Een voorteken kan ook voor aan de regel naast de sleutel staan.
Als voortekens naast de sleutel staan gelden ze het hele lied.
(Herstellingstekens kunnen niet aan de sleutel staan.)

Slide 6 - Slide

Welke TWEE zinnen zijn juist?
A
Een toon is een klank die je kunt horen
B
Een toon is gedrukt op papier
C
Een noot is een klank die je kunt horen
D
Een noot is gedrukt op papier

Slide 7 - Quiz

Uit hoe veel lijnen bestaat de notenbalk?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 8 - Quiz

Welke sleutel bestaat niet?
A
G-sleutel
B
F-sleutel
C
C-sleutel
D
A-sleutel

Slide 9 - Quiz

Wat moet je doen als er 8vb onder de noten staat?

Slide 10 - Open question

Wat kan een vast voorteken zijn?
A
kruis
B
mol
C
herstellingsteken
D
toon

Slide 11 - Quiz

Wat is het verschil tussen een toevallig voorteken en een vast voorteken?

Slide 12 - Open question