K5 Meetinstrumenten
1 / 24
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Waar moeten de Voltmeter en Ampèremeter staan?
lamp
A
V
Slide 12 - Drag question
Wat is de spanning op de voltmeter?
A
4V
B
4,5V
C
8V
D
9V
Slide 13 - Quiz
Een voltmeter moet altijd
A
parallel staan met het gene dat je wil meten
B
in serie staan met het gene dat je wil meten
C
Aangesloten voor het gene dat je wil meten
D
Aangesloten voor en na het gene dat je wil meten
Slide 14 - Quiz
Een amperemeter staat (1) de stroomkring en een spanningsmeter staat (2) de het lampje
A
in, over
B
in, in
C
over, in
D
over, over
Slide 15 - Quiz
Wat meet deze voltmeter
A
18 A
B
9 V
C
9 A
D
18 V
Slide 16 - Quiz
Wat geeft de voltmeter aan?
timer
0:30
A
U = 5 V
B
U = 10 V
C
U = 20 V
D
U = 40 V
Slide 17 - Quiz
Verplaats de juiste naam bij de juiste meter.
Ampèremeter
Multimeter
Voltmeter
Stroommeter
Spanningsmeter
Slide 18 - Drag question
voltmeter
amperemeter
Slide 19 - Drag question
Voltmeter
Ampèremeter
kiloWattuurmeter
Multimeter
Slide 20 - Drag question
de amperemeter sluit je aan in:
A
serie
B
parallel
Slide 21 - Quiz
Sleep het begrip naar de juiste afbeelding
Lampje
Voltmeter
Spanningsbron
Slide 22 - Drag question
Een voltmeter plaats je altijd:
A
in serie
B
bij de batterij
C
maakt niet uit
D
parallel
Slide 23 - Quiz
Maak een tekening twee lampjes, een amperemeter die de stroomsterkte over beide lampjes meet en een spanningsmeter over één van de twee lampjes.
