hoofdletters, leestekens

Nederlands - Schrijven

hoofdletters en leestekens
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands - Schrijven

hoofdletters en leestekens

Slide 1 - Slide

1. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
de boom valt om.
B
De boom valt om.

Slide 2 - Quiz

2. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
25 euro moest ik betalen voor dat t-shirt.
B
25 Euro moest ik betalen voor dat t-shirt.

Slide 3 - Quiz

3. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
'S Nachts zie je de maan het best.
B
'S nachts zie je de maan het best.
C
's nachts Zie je de maan het best.
D
's Nachts zie je de maan het best.

Slide 4 - Quiz

4. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
'S-Hertogenbosch is de hoofdstad van Noord-Brabant.
B
's-Hertogenbosch is de hoofdstad van Noord-Brabant.
C
'S-Hertogenbosch is de hoofdstad van Noord-Brabant.
D
's-hertogenbosch Is de hoofdstad van Noord-Brabant.

Slide 5 - Quiz

6. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Vanavond eten we italiaanse salade met mozzarella.
B
Vanavond eten we Italiaanse salade met mozzarella.

Slide 6 - Quiz

7. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
De beste serie vind ik Game of Thrones.
B
De beste serie vind ik game of thrones.
C
De beste serie ik Game of thrones.
D
De beste serie vind ik game of Thrones.

Slide 7 - Quiz

8. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Met pasen eten we bij mijn oma.
B
Met Pasen eten we bij mijn oma.

Slide 8 - Quiz

10. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Dat kasteel is gebouwd in de middeleeuwen.
B
Dat kasteel is gebouwd in de Middeleeuwen.

Slide 9 - Quiz

11. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
De zon komt op in het oosten.
B
De zon komt op in het Oosten.

Slide 10 - Quiz

12. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
In de kerstvakantie ga ik naar de bioscoop.
B
In de Kerstvakantie ga ik naar de bioscoop.

Slide 11 - Quiz

13. Welke spelling is goed? Let op de hoofdletter.
A
Deze zomer gaan we op vakantie naar Spanje.
B
Deze zomer gaan we op vakantie naar spanje.

Slide 12 - Quiz

Leestekens

Slide 13 - Slide

Welke leestekens ken je?
Noem er vier.


Slide 14 - Open question

Wat is het doel van leestekens?


Slide 15 - Open question

3. Zet de komma en punt op de juiste plek.

Terwijl ik nog in bed lig staat mijn moeder al de was te strijken

Slide 16 - Open question

4. Zet de komma en punt op de juiste plek.

Als je morgen het huiswerk niet af hebt mag je niet naar jouw vriendin

Slide 17 - Open question

5. Zet de komma en punt op de juiste plek.

De les wiskunde van meneer Jansen vervalt vandaag omdat hij naar ziek is

Slide 18 - Open question

6. Zet de komma en punt op de juiste plek.

Ik wens je een goede reis en veel plezier op de camping in Frankrijk

Slide 19 - Open question

7. Zet de komma en punt op de juiste plek.

In de supermarkt heb ik chips Cola Fanta en chocola gekocht

Slide 20 - Open question

leestekens - aanhalingstekens

Slide 21 - Slide

1. Kloppen de leestekens?
A
Sanne zegt: Mijn fiets staat nog op school.
B
Sanne zegt: 'Mijn fiets staat nog op school.'
C
Sanne zegt: 'Mijn fiets staat nog op school'
D
Sanne zegt 'Mijn fiets staat nog op school.'

Slide 22 - Quiz

2. Kloppen de leestekens?
A
Robin zei: 'Wie gaat er mee naar de Mac?'
B
Robin zei Wie gaat er mee naar de Mac?
C
Robin zei: Wie gaat er mee naar de Mac?
D
Robin zei 'Wie gaat er mee naar de Mac?'

Slide 23 - Quiz

3. Welke zinnen van Nielsons liedje 'IJskoud' zijn goed geciteerd?

A
Het is ijskoud. En je woorden maken wolkjes in de lucht.
B
'Het is ijskoud. En je woorden maken wolkjes in de lucht.'

Slide 24 - Quiz

Oefenen
hoofdletters en leestekens 

Slide 25 - Slide

1. Zet de hoofdletters en leestekens op de goede plek.

mijn vriendin vroeg ga je mee naar het feest vanavond

Slide 26 - Open question

2. Zet de hoofdletters en leestekens op de goede plek.

anne zei tegen mij dat ze niet meegaat naar het feest

Slide 27 - Open question