JST 6.4

Wie vertegenwoordigt de Koning op Curaçao?
A
De minister-president
B
De Staten
C
De ombudsman
D
De gouverneur
1 / 30
next
Slide 1: Quiz
MBOMiddelbare schoolStudiejaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Wie vertegenwoordigt de Koning op Curaçao?
A
De minister-president
B
De Staten
C
De ombudsman
D
De gouverneur

Slide 1 - Quiz

De regering wordt door de Staten gesteund met
A
vertrouwen
B
controle
C
integriteit
D
wetgeving

Slide 2 - Quiz

Wie vertegenwoordigt de regering op koninkrijksniveau?
A
de gevolmachtigde minister
B
de Januskop
C
de gouverneur
D
de minister-president

Slide 3 - Quiz

Welk orgaan vormt GEEN deel van de regering?
A
de gouverneur
B
de minister-president
C
de ministerraad
D
de algemene rekenkamer

Slide 4 - Quiz

Noem een verschil tussen de Koning en de Gouverneur.
A
De Gouverneur is strafrechtelijk vervolgbaar
B
De Gouverneur heeft geen status
C
Wat besproken wordt met de gouverneur, is geheim
D
De Gouverneur tekent formele wetten

Slide 5 - Quiz

Wat houdt de homogeniteitsregel in?
A
de ministerraad is ook het kabinet
B
collectieve verantwoordelijkheid
C
de Gouverneur kan een vergadering bijwonen
D
de staten spreekt "uit 1 mond"

Slide 6 - Quiz

Hoe worden ministers benoemd?
A
Bij landsbesluit
B
Ze worden gekozen
C
Per beschikking
D
Bij meederheid

Slide 7 - Quiz

Wat is het geheim van Fort Amsterdam?
A
De vergadering van de ministerraad is geheim
B
De wijze van benoeming van de formateur
C
Het betreft de rol van de gouverneur bij kabinetsformatie
D
De wijze van benoeming van de informateur

Slide 8 - Quiz

Wie wordt meestal gekozen als formateur?
A
De informateur
B
De beoogde min-pres
C
De gouverneur
D
De gevolmachtigde minister

Slide 9 - Quiz

Hoe wordt de minister-president ook wel genoemd?
A
de primus inter pares
B
de Januskop
C
de eerste onder de ongelijken
D
de premier inter pares

Slide 10 - Quiz

Wat is hier formele wetgeving?
A
landsverordening
B
een beleidsregel
C
een beschikking van de minister
D
een regelgevende bevoegdheid

Slide 11 - Quiz

Alle macht van de overheid moet gebaseerd zijn op een wet. Dat is
A
de Trias Politica
B
wetgevende macht
C
de legaliteitsvereiste
D
algemeen verbindende voorschrift

Slide 12 - Quiz

Welke van de volgende wetten is hoger volgens de Lex superior-regel?
A
Verdragen
B
Statuut
C
Staatsregeling
D
Landsverordening

Slide 13 - Quiz

Waarop richt de ombudsman zijn onderzoek?
A
de behoorlijkheid van bestuursorganen
B
de wetten van bestuursorganen
C
de klokkenluiders
D
de Algemene Rekenkamer

Slide 14 - Quiz

Wat is rechtspraak?
A
De onpartijdige rechter
B
De veroordeling van verdachten
C
De onafhankelijke rechter
D
het geven van bindende rechtelijke uitspraken

Slide 15 - Quiz

De rechter is geen verantwoording schuldig voor zijn uitspraken. Dit heeft te maken met
A
zijn eed
B
zijn onafhankelijkheid
C
zijn onpartijdigheid
D
zijn "bouche de la loi"

Slide 16 - Quiz

Een rechter mag niet rechtspreken als de verdachte zijn eigen familie is, vanwege
A
"bouche de la loi"
B
wraking
C
onafhankelijkheid
D
onpartijdigheid

Slide 17 - Quiz

Waarvan is de procureur-generaal de leider?
A
OM
B
Hoge Raad
C
het Hof
D
De ministerraad

Slide 18 - Quiz

Welk rechterlijke instantie houdt zich bezig met de rechten van de mens?
A
EHRM
B
Internationaal Gerechtshof
C
HvJ EU
D
EVRM

Slide 19 - Quiz

Onder welk grondrecht valt het recht op werkgelegenheid?
A
Sociale grondrechten
B
Werkrechten
C
Klassieke grondrechten
D
Stakingsrechten

Slide 20 - Quiz

Wie heeft de uitvoerende macht?
A
Het bestuur
B
De rechter
C
De staten
D
De ombudsman

Slide 21 - Quiz

Wat houdt de portefeuille van de minister president in?
A
Alleen de binnenlandse zaken
B
Alleen buitenlandse zaken
C
Alleen de Algemene zaken
D
Algemene zaken, buitenlandse zaken, juridische zaken

Slide 22 - Quiz

Door wie is fomele wetgeving gemaakt?
A
Door de ministerraad
B
Door de regering en het parlement
C
Door de rechters van de Hoge Raad
D
Door de voorzitter van de Staten en de Gouverneur

Slide 23 - Quiz

Hoe heet een voorstel voor een nieuwe wet van een Statenlid?
A
ontwerp-landsverordening
B
initiatief landsverordening
C
statenvoorstel
D
parlementverordening

Slide 24 - Quiz

Uit welke delen bestaat een ontwerp-landsverordening?
A
considerans, lichaam en memorie van toelichting
B
plan, de nieuwe wetten en de memorie van toelichting
C
inleiding, considerans en de wetsartikelen
D
de nieuwe wetten, considerans en het lichaam

Slide 25 - Quiz

Wat is de bron van internationaal recht?
A
Internationaal privaatrecht
B
De Grondwet
C
Verdragen
D
Statuten van Internationale Organisaties

Slide 26 - Quiz

Onder welke macht valt het Openbare Ministerie?
A
De Trias Politica
B
De rechterlijke macht
C
De wetgevende macht
D
Het bestuur

Slide 27 - Quiz

In welke functie van het staatsrecht worden ambten in het leven geroepen?
A
regulerende functie
B
ambtelijke functie
C
attribuerende functie
D
constituerende functie

Slide 28 - Quiz

De Algemene Rekenkamer is een vorm van de
A
Accountantsgroepen
B
Staten controles
C
Checks and balances
D
Rechterlijke controles

Slide 29 - Quiz

Geldt het concordantiebeginsel van artikel 39 Statuut voor het staatsrecht?
A
Ja, maar alleen als de rechter het bepaalt
B
Nee
C
Ja, want staatsrecht is ook publiekrecht
D
Ja, dit beginsel geldt voor alle rechtsgebieden

Slide 30 - Quiz