Reflexive Pronouns - Unit 3

• Engels
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 2

Reflexive Pronouns

Even terug naar het begin. Er zijn verschillende personal pronouns in het Engels. Match de juiste woorden bij elkaar

Ik

Wij

Zij (meisje)

Zij (mv)

Hij

Het

Jullie

Jij

I 

You

He

She

It

You (plural)

We

They

Match nu de personal pronouns met de juiste reflexive pronoun

Themselves

Ourselves

Yourselves

Itself

Herself

Himself

Myself

Yourself

I

You

He

She

It

We

You (plural)

They

Match de Nederlandse vertaling met de juiste reflexive pronoun

Mezelf

Zichzelf

Jezelf

Onszelf

Ourselves

Yourself

Myself

Herself

Himself

Themselves

Itself

Yourselves

Wat valt je op aan de reflexive pronouns in het meervoud?

Vraag 1/2: Wat denk je dat reflexive pronouns doen? Wat is het nut ervan of de functie?

1. Het verwijs terug naar een persoon / dier / ding
2. Je vraagt ermee of iets klopt
3. Het geeft aan van wie iets is
4. Je bevestigend een antwoord

Vraag 2/2: Wat denk je dat reflexive pronouns doen? Wat is het nut ervan of de functie?

1. Het geeft informatie over hoe iets gebeurd
2. Je legt de nadruk ergens op
3. Je vraagt ermee of iets klopt
4. Je stelt hiermee een vraag

Meerkeuzevragen

Welke reflexive pronoun kun je verwerken in de zin?

The oven turns off automatically.

1. Himself
2. Itself
3. Yourself
4. Themselves

You (plural) will cut the pie....

1. Myself
2. Himself
3. Yourselves
4. Ourselves

They built the car without help.

1. Herself
2. Myself
3. Yourselves
4. Themselves

We stayed at home without a babysitter.

1. Ourselves
2. Youselves
3. Itself
4. Himself

Schrijf de juiste reflexive pronoun op die in de zin past. 

Voorbeeld: 

I didn’t buy this soup, I made it.

I didn't but this soup, I made it myself

I’m not ironing your shirt. You do it!

Don’t call a plumber. He will fix it.

Eva cut her hand making dinner.

Samenvattend 

De regels

Reflexive Pronouns

Reflexive pronouns in het enkelvoud eindigen op ____

1. S
2. F
3. VES
4. ED

Reflexive pronouns in het meervoud eindigen op __

1. ED
2. F
3. S
4. VES

Reflexive pronouns worden gebruikt om.....................een persoon / dier / ding

1. bezit aan te geven van
2. aan te geven hoe iets gebeurd met
3. terug te verwijzen naar
4. aan te geven dat iets in de toekomst gebeurd met

Een reflexive pronoun gebruik je ook om.....

1. De nadruk ergens op de leggen
2. aan te geven dat iets gaat gebeuren
3. De verleden tijd aan te geven
4. iets te ontkennen

Rachel and Sam are in love. They are into ...........

1. Himself
2. Herself
3. Each other
4. Themselves

Vocabulary & Stones

How sustainable you live depends on your global ...................

1. Altitude
2. Footprint
3. Tsunami
4. Flood

Vertaal: Sneeuwstorm

1. Avalanche
2. Blizzard

The coronavirus was a global ...............

Translate: How would you describe Australia?

During my vacation in Hawai there was a flood

1. Tijdens mijn vakantie in Hawai was er een tsunami
2. Tijdens mijn vakantie in Hawai was er een overstroming

Downtown

1. Station
2. Onder de stad
3. Centrum

Responsibility

1. Reactievermorgen
2. Oplossen
3. Verantwoordelijkheid

Translate: Thoughtful

Encourage

1. Aanmoedigen
2. Moedig
3. Moed