4 Havo Feedback bindingen jan 2024

• Scheikunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Gegeven: stof AB is een moleculaire stof en stof XY is een zout.

Beoordeel de volgende twee beweringen:
I stof AB heeft in de vaste toestand een molecuulrooster en de binding tussen A en B is een atoombinding.
II stof XY heeft in de vaste toestand een ionrooster en de binding tussen X en Y is een ionbinding.

Welke van deze twee beweringen is juist?

1. beide beweringen zijn juist.
2. alleen bewering I is juist
3. alleen bewering II is juist
4. geen van beide beweringen is juist.

Wat is de lading van de atoomrest (het metaalion) in een metaalrooster?

1. Positief
2. Negatief
3. Neutraal
4. Kan zowel positief als negatief zijn

Wat is géén eigenschap van een metaalrooster?

1. bevat positieve atoomresten
2. bevat vaste elektronen
3. wordt bijeengehouden door de metaalbinding
4. bevat iets anders dan moleculen

Welke bindingen worden verbroken bij het oplossen van zout in water

1. Atoombindingen
2. Molecuulbinden
3. Verbindingen
4. Ionbindingen

Welk deeltje heeft een ionbinding?

1. F2
2. NaCl
3. Fe
4. Fe + Cr

Welk soort roosters hebben vast magnesiumjodide, MgI₂ (s) en vast jood, I₂ (s)?

1. beide hebben een metaalrooster
2. beide hebben een ionrooster
3. Magnesiumjodide heeft een metaalrooster en jood heeft een molecuulrooster
4. Magnesiumjodide heeft een ionrooster en jood heeft een molecuulrooster

Waarom is in het ionrooster het chloride ion groter weergegeven dan het natriumion?

1. Het chloride ion is belangrijker.
2. Het chloride ion lost het eerste op.
3. Beide ionen zijn eigenlijk even groot, verschil is zo duidelijker.
4. Het chloride ion heeft meer elektronen.

Welke binding heeft
dit molecuul?

1. Covalente atoombinding
2. Polaire covalente atoombinding
3. Ionbinding
4. Metaalbinding

Is de binding tussen
waterstof en chloor
een polaire binding?

1. Ja
2. Nee

Hoe heet de binding in O2?

1. (apolaire) atoombinding
2. polaire atoombinding
3. ionbinding
4. molecuulbinding

Polaire + apolaire bindingen

Atoom bindingen

Polaire binding

atoombinding

OH binding

CO binding

CH binding

NH binding

HH binding

Zet de bindingen bij het juiste bindingstype door de elektronegativiteit op te zoeken

atoombinding

polaire binding

ionbinding

O-H

Na-H

C-H

F-F

H-Cl

Bij deze stof is er in de vaste fase sprake van...

1. metaalbindingen en ionbindingen
2. atoombindingen en molecuulbindingen
3. ionbindingen en atoombindingen
4. ionbindingen

Welke binding wordt of welke bindingen worden verbroken als de vloeistof butaan verdampt ?

1. atoombindingen, waterstofbruggen en vanderwaalsbindingen
2. vanderwaalsbindingen
3. Waterstofbruggen
4. atoombindingen

Wat zijn de volgende bindingen?

En waneer zijn deze bindingen?

Heeft
polaire bindingen?

CO​2​​

1. Ja
2. Nee

atoombinding

polaire atoom-

binding

ion-

binding

Cl - Cl

H - Cl

Na - Cl

Sterkste vanderwaalsbinding

Laagste kookpunt

Lastigst om de bindingen te breken

Bij welke fase overgang(en) worden VanderWaals-bindingen verbroken?

1. Van vast naar vloeibaar
2. Van vloeibaar naar gas
3. Van vast naar gas
4. Van gas naar vloeibaar

Een waterstofbrug is een covalente binding

1. Waar
2. Niet waar

zet de vinkjes op de bindingen die een waterstofbrug kunnen vormen.