Hoofdstuk 2 4h1

Vandaag 2.1
Planning:
  • Herhaling h1
  • uitleg 2.1, 2.2

Maken:
  • 12 en 13 blz 29 en
  • 9 en 15 blz 31-36


Leerdoelen   
  • •     Je kunt verschillende rechtsvormen herkennen, onderscheiden en toepassen in casussen.
  •     Je kunt rechtsnormen analyseren en hun bijdrage aan rechtvaardigheid beoordelen.
  •     Je kunt het belang van de rechtsstaat evalueren en vergelijken met dictaturen.
  •     Je kunt het geweldsmonopolie in democratieën en dictaturen analyseren en vergelijken.
  •     Je kunt rechtvaardigheid, rechtsbescherming en handhaving relateren aan machtmisbruik.
  •     Je kunt grondwet en grondrechten herkennen en verklaren.
  •     Je kunt klassieke en sociale grondrechten onderscheiden en toepassen.
  •     Je begrijpt het belang van mensenrechten binnen een rechtsstaat.
  •     Je kunt de drie machten van de staat vergelijken.
  •     Je kunt uitleggen hoe checks and balances macht verdelen.
  •     Je begrijpt wat wraking is en hoe het werkt.
  •     Je herkent legaliteitsbeginsel en rechtszekerheid in de praktijk.
  •     Je kunt de trias politica herkennen en toepassen in staatsvormen.



1 / 33
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Vandaag 2.1
Planning:
  • Herhaling h1
  • uitleg 2.1, 2.2

Maken:
  • 12 en 13 blz 29 en
  • 9 en 15 blz 31-36


Leerdoelen   
  • •     Je kunt verschillende rechtsvormen herkennen, onderscheiden en toepassen in casussen.
  •     Je kunt rechtsnormen analyseren en hun bijdrage aan rechtvaardigheid beoordelen.
  •     Je kunt het belang van de rechtsstaat evalueren en vergelijken met dictaturen.
  •     Je kunt het geweldsmonopolie in democratieën en dictaturen analyseren en vergelijken.
  •     Je kunt rechtvaardigheid, rechtsbescherming en handhaving relateren aan machtmisbruik.
  •     Je kunt grondwet en grondrechten herkennen en verklaren.
  •     Je kunt klassieke en sociale grondrechten onderscheiden en toepassen.
  •     Je begrijpt het belang van mensenrechten binnen een rechtsstaat.
  •     Je kunt de drie machten van de staat vergelijken.
  •     Je kunt uitleggen hoe checks and balances macht verdelen.
  •     Je begrijpt wat wraking is en hoe het werkt.
  •     Je herkent legaliteitsbeginsel en rechtszekerheid in de praktijk.
  •     Je kunt de trias politica herkennen en toepassen in staatsvormen.



Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Belangrijkste begrippen h1
Belangrijke begrippen:
- Maatschappelijk probleem;
- Normen; ( regels over gedrag)
- Waarden; ( Wat je belangrijk vindt)
- Belangen;( Het voordeel dat je ergens bij hebt.)
- Macht; ( Vermogen om gedrag te beïnvloeden.
- Sociale ongelijkheid ( Ongelijke verdeling van middelen)

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Hoofdstuk 2
  1. Voordelen van een rechtsstaat
  2. Waarom en wat van de Grondwet
  3. Waarom we straffen
  4. Oplossen van conflicten via de rechter of mediation

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

 §2.1

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Kernbegrippen
Rechtsnormen =​

Gedragsregels die door de overheid wettelijk zijn vastgelegd.​

Rechtspersoon
Alles en iedereen op wie rechtsnormen van toepassing zijn. Mensen maar ook bijv. bedrijven

Rechtsstaat =​
Een staat waarin burgers door grondrechten worden 
beschermd tegen machtsmisbruik 
en willekeur van de overheid. ​








Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Rechtsgebieden
regels tussen de burgers en de overheid? = publiekrecht

regels tussen burgers (of organisaties/bedrijven) onderling? = privaatrecht

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Tussen overheid en Burgers
( publiekrecht)
Burgers hebben identificatieplicht=   rechtshandhaving)

maar!! de politie mag je niet zomaar om je ID vragen. Ze moeten wel een geldige reden hebben (= rechtsbescherming)

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Video

This item has no instructions

Geweldsmonopolie
  • Geweldsmonopolie: Staat heeft alleenrecht op geweld.
  • Nederland: Geweld gebruik gereguleerd door wetten.
  • Noord-Korea: Geweld gebruikt voor totale staatscontrole.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Leg uit hoe de volgende begrippen terugkomen in de documentaire: geweldsmonopolie, autoritaire staat, dictatuur, rechtshandhaving.

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

 §2.2

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Video

This item has no instructions

Legaliteitsbeginsel
De overheid moet zich aan de wet houden.
Daarom is iemand alleen strafbaar als die persoon de wet heeft overtreden.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Grondwet

Hierin staan de belangrijkste rechten en plichten van burgers én de overheid.

In de grondwet staan grondrechten / mensenrechten. De overheid moet zich hier dus ook aan houden!
 



De grondwet

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Trias politica
Scheiding der machten
Checks and balances
Interne controle

Slide 15 - Slide

Het feit dat burgers parlementen kunnen kiezen is ook een soort controle. Immers als ze niet functioneren kun je iemand anders stemmen
Grondrechten in Nederland
Klassieke grondrechten
recht op gelijke behandeling, vrijheid van godsdienst, meningsuiting.
>overheid moet garanderen
Sociale grondrechten:
recht op werk, gezondheidszorg, woongelegenheid.
>overheid moet zich er voor inspannen

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Mensenrechten ( grondrechten voor iedereen)
De Nederlandse staat stelt dat alle 
wereldburgers deze Grondrechten 
hebben
  • Verklaring Verenigde Naties
  • Naleving mensenrechten

Slide 17 - Slide

De mensenrechten staan in een verklaring die is opgesteld door de Vereningde Naties (VN). De VN zijn een internationale organisatie waarvan bijna alle landen ter wereld lid zijn. Binnen de VN werken landen onder meer samen op het gebied van veiligheid en mensenrechten. Alle leden van de VN hebben de verklaring ondertekend waarin de mensenrechten beschreven staan. Door deze verklaring te ondertekenen, hebben deze landen beloofd om ervoor te zorgen dat de mensenrechten in hun land worden nageleefd.

Hoewel bijna alle landen de mensenrechten verklaring hebben ondertekend, worden in veel landen nog regelmatig mensenrechten geschonden. In sommige landen is er bijvoorbeeld geen godsdienstvrijheid of heeft een groot gedeelte van de bevolking geen toegang tot gezondheidszorg.


Slide 18 - Video

This item has no instructions

Casus: De regering wil een avondklok invoeren om de veiligheid in de stad te verbeteren.
De wetgevende macht overlegt over de beste aanpak, de uitvoerende macht moet deze handhaven,
en de rechterlijke macht moet beoordelen of deze maatregel grondwettelijk is .

Leg de volgende begrippen uit in deze context: Grondwet, Grondrechten, Checks and balances, Geweldsmonopolie, Wraking, Legaliteitsbeginsel, dilemma

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Vandaag 2.1, 2.2
Planning:
  • Herhaling h1
  • uitleg 2.1, 2.2

Maken:
  • 12 en 13 blz 29 en
  • 9 en 15 blz 31-36


Leerdoelen   
  • •     Je kunt verschillende rechtsvormen herkennen, onderscheiden en toepassen in casussen.
  •     Je kunt rechtsnormen analyseren en hun bijdrage aan rechtvaardigheid beoordelen.
  •     Je kunt het belang van de rechtsstaat evalueren en vergelijken met dictaturen.
  •     Je kunt het geweldsmonopolie in democratieën en dictaturen analyseren en vergelijken.
  •     Je kunt rechtvaardigheid, rechtsbescherming en handhaving relateren aan machtmisbruik.
  •     Je kunt grondwet en grondrechten herkennen en verklaren.
  •     Je kunt klassieke en sociale grondrechten onderscheiden en toepassen.
  •     Je begrijpt het belang van mensenrechten binnen een rechtsstaat.
  •     Je kunt de drie machten van de staat vergelijken.
  •     Je kunt uitleggen hoe checks and balances macht verdelen.
  •     Je begrijpt wat wraking is en hoe het werkt.
  •     Je herkent legaliteitsbeginsel en rechtszekerheid in de praktijk.
  •     Je kunt de trias politica herkennen en toepassen in staatsvormen.



Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Vandaag 2.3, 2.4, 2.5 deel 1
Planning:
  • Herhaling h2.2
  • Uitleg criminaliteit en opsporing

Maken:
Uitgedeelde opdracht
werkboek 11 en 15 blz 40-42


Leerdoelen   
  •     Je kan verschillende theorieën over crimineel gedrag uitleggen (aangeleerd gedrag, bindingstheorie, zelfcontroletheorie, anomietheorie).
  •     Je kan het verschil tussen misdrijven en overtredingen uitleggen en de rol van politie en justitie in de opsporing van criminaliteit beschrijven.
  •     Je kan begrijpen hoe sociale factoren zoals omgeving en opvoeding kunnen bijdragen aan crimineel gedrag.


Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Trias politica
Scheiding der machten
Checks and balances
Interne controle

Slide 22 - Slide

Het feit dat burgers parlementen kunnen kiezen is ook een soort controle. Immers als ze niet functioneren kun je iemand anders stemmen

Slide 23 - Video

This item has no instructions

De wet overtreden


  • overheid heeft de wetten bepaald
  • in de wet staat welke straf de dader bij een overtreding verdient
  • overtreding noemen we een strafbaar feit. Ernstige overtreding noemen we een misdaad of misdrijf.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Wie wordt crimineel?
  • Aangeleerd gedragtheorie: Criminaliteit door sociale beïnvloeding.
  • Bindingstheorie: Sterke bindingen voorkomen criminaliteit.
  • Zelfcontroletheorie: Lage zelfcontrole leidt tot criminaliteit.
  • Sociobiologische theorie: Gedrag door genetische invloeden verklaard.
  • Anomietheorie: Spanningen door onbereikbare doelen veroorzaken.
  • Rationeel-gedragtheorie: Criminaliteit door bewuste kosten-batenafweging.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Bindingstheorie 
je wilt je vrienden of ouders niet teleurstellen  

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Zelfcontroletheorie
Deze theorie gaat ervan uit dat criminelen in hun jeugd nooit zelfbeheersing hebben geleerd of grenzen stellen. 
Dat doen ze ook in het volwassen leven niet en daardoor crimineel gedrag.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Is misdaad een keuze?
Rationele-keuzetheorie:
Afweging: wat is de meest gunstige optie?

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Sociobiologische-theorie
Van Bioloog Edward Wilson.
Menselijk gedrag wordt minstens zo sterk bepaald door genetische (erfelijke) factoren als door opvoeding. Het is een wisselwerking tussen sociale en biologische factoren. 

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Aangeleerd gedragtheorie
Crimineel gedrag vertoont zich alleen als kinderen worden opgevoed met criminaliteit. 

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Opsporingsbevoegdheden politie
Tijdens het opsporingsonderzoek mag de politie dwangmiddelen gebruiken.








Als dit de grondrechten van mensen vergaand aantast, heeft de politie eerst toestemming nodig van de OvJ. 
*bij onmiddellijk gevaar mag politie wel zonder toestemming woning binnentreden.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Keuzes Officier van Justitie
Beslist wat er gebeurt met de verdachte.

1. Seponeren: Geen vervolging, geen straf.
2. Transactie of Strafbeschikking: Geen vervolging, wel straf
3. Vervolgen: Vervolging en mogelijk straf(blad)

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Vandaag 2.3, 2.4, 2.5 deel 1
Planning:
  • Herhaling h2.2
  • Uitleg criminaliteit en opsporing/straf

Maken:
Uitgedeelde opdracht
klaar?
werkboek 11 en 15 blz 40-42


Leerdoelen   
  •     Je kan verschillende theorieën over crimineel gedrag uitleggen (aangeleerd gedrag, bindingstheorie, zelfcontroletheorie, anomietheorie).
  •     Je kan het verschil tussen misdrijven en overtredingen uitleggen en de rol van politie en justitie in de opsporing van criminaliteit beschrijven.
  •     Je kan begrijpen hoe sociale factoren zoals omgeving en opvoeding kunnen bijdragen aan crimineel gedrag.


Slide 33 - Slide

This item has no instructions