What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
klas 2 prefixes and suffixes (1)
1 / 28
next
Slide 1:
Slide
Engels
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
This lesson contains
28 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat valt je op aan deze woorden?
impossible
unprepared
unwelcome
nonsense
disbelief
harder
dancer
happiness
drawing
advertisement
Slide 2 - Slide
timer
1:00
Prefixes
suffixes
impossible
unprepared
nonsense
disbelief
dancer
drawing
happiness
advertisement
Slide 3 - Drag question
Wat valt je op aan deze woorden?
possible
im
possible
prepared
un
prepared
welcome
un
welcome
sense
non
sense
belief
dis
belief
hard hard
er
dance danc
er
happy happi
ness
draw draw
ing
advertise advertise
ment
Slide 4 - Slide
prefixes & suffixes
prefixes
zet je vóór een woord
suffixes
zet je áchter een woord
Slide 5 - Slide
welcome --> unwelcome
patient --> impatient
logical --> illogical
complete --> incomplete
Bovenstaande prefixes geven het woord een ___ betekenis.
A
negatieve
B
positieve
C
tegenovergestelde
Slide 6 - Quiz
non- / un- / im- / il- / ir- / in-
Geven een woord een
tegenovergestelde
betekenis.
welcome -->
un
welcome
patient -->
im
patient
logical -->
il
logical
complete -->
in
complete
Slide 7 - Slide
rebuild / recall / redo / reminder /
response / recycle / recount
de prefix RE- kun je vaak vertalen met __ en __.
A
opnieuw & nog een keer
B
terug & her
C
nog een keer & terug
D
terug & opnieuw
Slide 8 - Quiz
re-
betekent '
again
' of '
back
'
re
do
re
call
re
build
re
minder
re
sponse
re
cycle
re
cover
Slide 9 - Slide
misheard / disbelief / mistake / dislike / disrespect
de prefixes MIS- en DIS- geven een woord een ___ of ___ betekenis.
A
tegenovergestelde & negatieve
B
tegenovergestelde & dezelfde
C
tegenovergestelde & positieve
Slide 10 - Quiz
mis- / dis-
Geven een woord een
tegenovergestelde
of
negatieve
betekenis.
mis
take
dis
belief
dis
like
dis
respect
mis
behave
mis
heard
Slide 11 - Slide
prefixes
non- / un- / im- / il- / ir- / in-
Geven een woord een
tegenovergestelde
betekenis.
re-
betekent
opnieuw
(again)
of
terug
(back)
mis- / dis-
geven een
negatieve
of
tegenovergestelde
betekenis aan een woord.
Slide 12 - Slide
Hoe maak je van onderstaande woord een woord met een tegenovergestelde betekenis? (schrijf het hele woord op)
____appear
Slide 13 - Open question
Hoe maak je van onderstaande woord een woord met een tegenovergestelde betekenis? (schrijf het hele woord op)
___correct
Slide 14 - Open question
Hoe maak je van onderstaande woord een woord met een tegenovergestelde betekenis? (schrijf het hele woord op)
___welcome
Slide 15 - Open question
Hoe maak je van onderstaande woord een woord met een tegenovergestelde betekenis? (schrijf het hele woord op)
___complete
Slide 16 - Open question
Slide 17 - Slide
timer
1:00
een vergelijking
(vergrotende trap)
een mens, dier of ding die 'iets doet'
(een actie)
harder
sweeter
teacher
dancer
nicer
biker
Slide 18 - Drag question
- er
1) gebruik je als
vergrotende trap
(om iets te vergelijken)
sweeter, nicer, cooler, darker, lower
2) voor een
persoon
of
ding
die een 'iets' (een actie) doet
teacher, dancer, biker, gamer,
Slide 19 - Slide
Wat valt je op aan deze woorden?
weak - weak
ness
happy - happi
ness
cute - cute
ness
board - board
ing
draw - draw
ing
encourage - encourage
ment
advertise - advertise
ment
Slide 20 - Slide
- ness
maakt van een
bijwoord
of
bijv naamwoord
een
zelfst naamwoord
happy - happiness weak - weakness ill - illness
-ing
maakt van een
product
,
materiaal
of
werkwoord
een
zelfst naamwoord
draw - drawing love - loving beg - beggin
g
-ment
maakt van een
werkwoord
een zelfst naamwoord
achieve - achievement adjust - adjustment
Slide 21 - Slide
- ness / - ing / -ment --> Wat komt er achter het woord?
happy.......
Slide 22 - Open question
- ness / - ing / -ment --> Wat komt er achter het woord?
state....
Slide 23 - Open question
- ness / - ing / -ment --> Wat komt er achter het woord?
ill....
Slide 24 - Open question
- ness / - ing / -ment --> Wat komt er achter het woord?
engage....
Slide 25 - Open question
- ness / - ing / -ment --> Wat komt er achter het woord?
drift....
Slide 26 - Open question
- ness / - ing / -ment --> Wat komt er achter het woord?
argue.....
Slide 27 - Open question
The end!
Slide 28 - Slide
More lessons like this
prefixes & suffixes 2-6-2021
June 2021
- Lesson with
28 slides
Engels
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
listening
June 2022
- Lesson with
50 slides
Engels
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 2-4
klas 2 prefixes and suffixes (2)
December 2022
- Lesson with
15 slides
Engels
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
Grammar Prefixes and Suffixes
June 2023
- Lesson with
41 slides
Engels
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
Chapter 5E: Prefixes and Suffixes
April 2024
- Lesson with
26 slides
Engels
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
Boek 4 - Listening - Lesson 4 - Part 2
October 2024
- Lesson with
12 slides
Engels
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
H2C SS7 chapter 5 E
August 2024
- Lesson with
19 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Boek 4 - Listening - Lesson 4 - Part 1
October 2024
- Lesson with
15 slides
Engels
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4