Examentraining CE 2F Luisteren: Navelgate, Stanislav College

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Wat gaan we doen?

• Je gaat klassikaal oefenen met een  examen luisteropdracht. het gaat vooral om meningen en argumenten herkennen.
• Je gaat zelfstandig oefenen in Examensprint

Lees de vragen bij dit fragment. Je krijgt het 2x te horen

apps.noordhoff.nl

Hoe introduceert de presentator dit gesprek?
Hij noemt het onderwerp en ...............

1. de mening van de meerderheid van het publiek.
2. de mening van iemand anders.
3. zijn eigen mening.

Wat is volgens Francis en Carmen het grootste probleem bij de kledingregels?

1. Het is oneerlijk, omdat het alleen voor meisjes geldt.
2. Het is onzinnig, want ze bepalen zelf wel wat fatsoenlijk is.
3. Het is onduidelijk wat precies de fatsoensnormen en maatstaven zijn.

Wieke vindt de regels raar. Waarom?

1. Als je geen volwassen figuur hebt, mag je geen aanstootgevende kleding dragen.
2. De regels gelden alleen voor leerlingen die lichamelijk volwassen zijn.
3. Leerlingen uit de zesde klas naar huis sturen is heel kinderachtig.

De presentator zegt: "Wat zou wat jullie betreft het argument moeten zijn om iemand wel of niet terug te sturen naar huis vanwege kleding?
Wat is volgens Francis het argument?

Tamim en Nadia vertellen wat zij van de regels vinden. Wie zegt wat?

De leraar bepaalt of iets afleidend is of niet?

1. Tamim
2. Nadia

Tamim en Nadia vertellen wat zij van de regels vinden. Wie zegt wat?

Het is vreemd om leerlingen naar huis te sturen.

1. Tamim
2. Nadia

Tamim en Nadia vertellen wat zij van de regels vinden. Wie zegt wat?

Iedereen kan best zelf bepalen hoe hij zich kleedt.

1. Tamim
2. Nadia

Tamim en Nadia vertellen wat zij van de regels vinden. Wie zegt wat?
Kleding is een manier om je persoonlijkheid uit te drukken.

1. Tamim
2. Nadia

Tamim en Nadia vertellen wat zij van de regels vinden. Wie zegt wat?

Niemand klaagt over te uitdagende kleding.

1. Tamim
2. Nadia

Wat leid jij af uit gezichtsuitdrukking, de houding en de vraagstelling van de presentator?

1. Hij is het met de leerlingen eens
2. Hij is neutraal
3. Hij vindt dat de leerlingen ongelijk hebben.

Einde