Lezen les 6

Lezen les 6
Wat moet je kunnen/weten van 1.3 en 2.3 voor de leestoets?
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lezen les 6
Wat moet je kunnen/weten van 1.3 en 2.3 voor de leestoets?

Slide 1 - Slide

Wat moet je weten van 1.3?
  • Je moet de vier manieren van lezen kennen. Verkennend, nauwkeurig,  zoekend en studerend.
  • Je moet het onderwerp van de tekst kunnen geven. Stel jezelf de vraag; waar gaat de tekst over?
  • Je moet het deelonderwerp van een alinea kunnen geven. Een deelonderwerp is een tekstgedeelte dat een deel van het onderwerp behandelt. Het is een soort titel van een alinea. Stel jezelf de vraag: waar gaat deze alinea over?

Slide 2 - Slide

Wat moet je nog meer weten van 1.3? Dit schema krijg je op de toets!

Slide 3 - Slide

Je krijgt bijvoorbeeld de vraag:
Welk signaalwoord voor een opsomming staat in alinea 2?
Wat ga je dan doen?
  • Kijk in het schema bij het tekstverband opsomming
  • Kijk welke signaalwoorden daarbij horen
  • Ga in alinea 2 dan op zoek naar het signaalwoord dat bij een opsomming hoort. 

Slide 4 - Slide

Wat moet je weten van 2.3?
  • Je moet de vier tekstdoelen kennen: informeren, activeren, overtuigen en amuseren. 
  • Je moet voorbeelden van teksten kunnen noemen bij de tekstdoelen. Voorbeeld: bij het doel informeren hoort een nieuwsbericht. 
  • Je moet weten dat een tekst uit een inleiding een kern en een slot bestaat.
  • Je moet weten wat verwijswoorden zijn en deze moet je herkennen in de tekst. Voorbeeld: De ijsvogel komt vooral af op schoon water. Hier zit hij vaak roerloos op zijn prooi te wachten. 

Slide 5 - Slide

Aan de slag 
Maak test jezelf 1.3 en 2.3. Doe dit alleen! De toets moet je volgende week ook alleen maken ;) Aan het eind van de test jezelf zie je op welke onderdelen je goed hebt gescoord en op welke wat minder

Slide 6 - Slide

Wat is nauwkeurig lezen?
A
De tekst snel bekijken
B
Informatie opzoeken in een tekst of op internet
C
De tekst van begin tot eind lezen
D
Leren en onthouden van de hele tekst

Slide 7 - Quiz

Wat is het onderwerp van de tekst?
Wat is het onderwerp van de tekst?
A
gevonden pootafdrukken van dino's
B
het Schotse eiland Skye
C
wetenschappers in Schotland
D
dino's leefden in een gezin

Slide 8 - Quiz


wat is een deelonderwerp?
wat is een deelonderwerp?
A
een onderwerp van een hoofdstuk
B
een aspect van een onderwerp
C
een aspect van het slot
D
een onderwerp van de eerste alinea

Slide 9 - Quiz

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandignaamwoord
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 10 - Quiz

Zet de juiste tekstsoorten bij de juiste tekstdoelen.
Tekstdoel Informeren
Tekstdoel Overtuigen
Tekstdoel Amuseren
Tekstdoel activeren
nieuwsbericht
Recensie over mijn gelezen boek

Een mop in een tijdschrift
Een oproep op een website om te gaan protesteren. 
Artikel op website Voedingswijzer om elke dat fruit en groente te eten.
Spelhandleiding hoe je 'Yahtzee' moet spelen.

Slide 11 - Drag question

Verwijswoorden verwijzen naar iets wat al in de tekst genoemd is.
Onze hond loopt mank, maar hij is ook al oud.
Wat is het verwijswoord?
A
hij
B
is
C
al
D
hond

Slide 12 - Quiz

2.3 opdracht 15, 18, 19, 20, 21
Als je de vragen van gisteren nog niet afhebt, maak je eerst die af. Opdracht 10 t/m 14

Slide 13 - Slide

Ik snap wat ik moet doen voor de toets
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Ik zou graag volgende week nog extra uitleg willen over...

Slide 15 - Open question