Test jezelfWerk in stilte en op papier. Je examenbundel is dicht.
1. Noem drie signaalwoorden bij het verband vergelijking.
2. Noem drie signaalwoorden bij het verband voorwaarde.
3. Welk verband hoort bij het signaalwoord 'opdat'?
4. Welk verband hoort bij het signaalwoord 'kortom'?
5. Welk verband hoort bij het signaalwoord 'daarentegen'?
6. Wat is het verschil tussen 'te danken' aan en 'te wijten aan'?