laatste examentrainingles H5

Examentraining Nederlands
1 / 10
next
Slide 1: Slide
Voortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 10 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Examentraining Nederlands

Slide 1 - Slide

Tekstsoort en schrijfdoel

In de Nederlandse taal zijn er verschillende tekstdoelen. 


1. Tekstsoort = Uiteenzetting
Tekstdoel = informeren dus  objectief en feiten
bv krant
2. Tekstsoort = Betoog
Tekstdoel = overtuigen dus subjectief 
bv sollicitatiebrief
3. Tekstsoort = Beschouwing
Tekstdoel = aan het denken zetten, mening vormen dus objectief en subjectief
bv discussiestukken of meningvormende artikelen


Slide 2 - Slide

Combinaties van tekstsoorten zijn ook mogelijk
  • een betoog met uiteenzettende en beschouwende elementen
  • een beschouwende tekst met betogende elementen
  • een uiteenzettende tekst met betogende elementen

Op de volgende slide een uitlegvideo over tekstdoelen en tekstsoorten

Slide 3 - Slide

Schrijfdoelen
Dus in zakelijke teksten onderscheiden we de volgende schrijfdoelen:

1 informeren = krant of studieboek
2 overtuigen = pamflet van een politieke partij of de Jehova's
3 beschouwen (opinieren) = recensie van een boek of een film
4 activeren = folder van de sportschool
5 amuseren = Donald Duck

Slide 4 - Slide

Hoofdgedachte, hoofdvraag en onderwerp
- De hoofdgedachte van een tekst vertelt in 1 zin de boodschap die de schrijver wil overbrengen. Stel jezelf de vraag 'wat wil de schrijver mij vertellen?' Het antwoord is de hoofdgedachte. Let bij het zoeken naar de hoofdgedachte op de kernzinnen in de inleiding en in het slot. De hoofdgedachte van een alinea bestaat altijd uit 1 zin die het belangrijkste is van de gehele alinea. Belangrijk bij het bepalen van de hoofdgedachte zijn de kernzinnen. De kernzin is de allerbelangrijkste zin van een alinea. Kernzinnen vind je meestal aan het begin of aan het einde van de alinea.
- Het onderwerp van een tekst geeft in een paar woorden aan waar de gehele tekst over gaat. Kijk goed naar-> de titel - de kernzinnen - herhaalde woorden in de tekst - de inleiding en de conclusie.
- Ook kan er aan je gevraagd worden om de hoofdvraag te noteren. De hoofdvraag is de centrale vraag van de tekst.


Slide 5 - Slide

Signaalwoorden en signaalzinnen
Verschillende delen van een tekst hebben een relatie met elkaar. De relatie die verschillende alinea's hebben, is belangrijk bij het beantwoorden van de vragen. Mogelijke relaties zijn bijvoorbeeld oorzaak-gevolg, stelling-argumen-subargument, uitspraak-toelichting, doel-middel en verwijzingen.

Signaalwoorden helpen je bij het bepalen van deze relatie. Signaalwoorden geven verbanden aan tussen zinnen en alinea's. Het zijn zogenaamde verbindingswoorden. 

Op de volgende slide een lijst met signaalwoorden en een uitlegfilmpje.

Slide 6 - Slide

Signaalwoorden/tekstverbanden

Slide 7 - Slide

Argumentatieve vaardigheden
Redeneringen: bestaat uit een standpunt en een of meerdere argumenten.
Argumenten: om een standpunt te onderbouwen gebruik je argumenten.
Drogredenen: soms worden argumenten verkeerd gebruikt in teksten, het zijn dan foutieve argumenten.

Bekijk eerst het filmpje op de volgende slide over redeneringen en argumentaties->

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Drogredenen
De drogredenen die je moet kennen zijn in de loop van de jaren gewijzigd. Leer alleen de drogredenen die in deze LU staan. Niet gaan oefenen op andere sites (want dan oefen je misschien de verouderde drogredenen en dan raak je in de war!)

Slide 10 - Slide