3: Vragen stellen over familie
Wie ben jij? Ik ben.............................
Heb jij een broer/ een zus? Ja, ik heb een broer/zus. nee ik heb geen broer/ zus.
Hoe heet je broer/ zus? Mijn broer/ zus heet......................
Hoe oud is je broer/ zus? Mijn broer/zus is...............jaar.
Hoe oud is je vader/ moeder? Mijn vader/moeder is ........jaar oud.
Hoe heten je ouders? Die heten ..............en .............