Klas 1 - être

BONJOUR &
BIENVENUE
1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

BONJOUR &
BIENVENUE

Slide 1 - Slide

Questions en français!
Je peux aller aux toilettes, s'il vous plaît?
Madame, j'ai une question.
Je ne
comprends pas!
J'ai oublié mes livres.
Je (n')ai (pas) fait mes devoirs.
Je suis malade.
Pourriez-vous expliquer plus? 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Programme
Faire F
La BD (la bande dessinée )
Quiz




Slide 4 - Slide

Na deze les...
... kunnen jullie uitleggen wat ÊTRE is en waarom je dat woord nodig hebt als je Frans spreekt!

Slide 5 - Slide

Het werkwoord être
= zijn

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

0

Slide 8 - Video

Slide 9 - Link

Het lesdoel...

...  uitleggen wat ÊTRE is 


.... waarom heb je être nodig als je Frans spreekt?


..... verandert het van vorm?

..... waarom?

Slide 10 - Slide

Les devoirs

Faire: F 22 t/m 25 + stripverhaal
Apprendre: Voca A,B, E & F 
pagina 40 (ook de zinnen!)

Houd ook het werkwoord 'être' bij!

Vandaag inleveren!






Slide 11 - Slide

être
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
                        sont
                         suis
                sommes
                         êtes
                           est
                            es

Slide 12 - Drag question

Wat betekent 'la piscine'?
A
het strand
B
het zwembad
C
de vakantie
D
de foto

Slide 13 - Quiz

Wat betekent 'Ça va bien.'?
A
Het gaat goed.
B
Hoe gaat het?
C
Het gaat.
D
Gaat het?

Slide 14 - Quiz

Hoe schrijf je het woord 'ook' in het Frans?
A
osi
B
ausi
C
aussie
D
aussi

Slide 15 - Quiz

Hoe heet dit in het Frans?

Slide 16 - Open question

demain
A
tot gauw
B
maar
C
morgen
D
hier

Slide 17 - Quiz

beaucoup(de)
A
veel
B
nieuw
C
omdat
D
waarom

Slide 18 - Quiz

Je ne comprends pas.
A
Jij begrijpt het niet
B
Ik begrijp het
C
Ik begrijp het niet
D
Jij begrijpt het niet

Slide 19 - Quiz

'Bienvenue' betekent:
A
tot ziens
B
goedendag
C
welkom
D
goed gedaan

Slide 20 - Quiz

avec
A
en
B
met
C
ook
D
hier

Slide 21 - Quiz

Un petit peu =
A
alstublieft
B
heel graag
C
een klein beetje

Slide 22 - Quiz

chaud
A
koud
B
mistig
C
warm
D
bevroren

Slide 23 - Quiz

Spreek je Frans?
A
Tu parle français?
B
Tu parles français?
C
je parle français?
D
Tu es français?

Slide 24 - Quiz

elle s'appelle
A
Hij heet
B
Zij heet
C
Ik heet
D
Wij heten

Slide 25 - Quiz

Il achète
A
Het is warm
B
Een beetje
C
Alstublieft
D
Hij koopt

Slide 26 - Quiz

parce que
A
omdat
B
waarom
C
ik ga
D
tot ziens

Slide 27 - Quiz

travailler
A
natuurlijk
B
wonen
C
werken
D
oké

Slide 28 - Quiz

le nom
A
de voornaam
B
de achternaam
C
de leeftijd
D
de nationaliteit

Slide 29 - Quiz