This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Herhaling
ELISA en bloedgroepenbepaling
Slide 1 - Slide
Wat is het doel van een ELISA test?
A
Antigenen aantonen
B
Antilichamen aantonen
C
Antilichamen én antigenen aantonen
D
Antilichamen óf antigenen aantonen
Slide 2 - Quiz
Waar komt de naam sandwich vandaan bij een sandwich ELISA?
A
Antilichaam zit tussen 2 antigenen
B
Antigeen zit tussen 2 antilichamen
Slide 3 - Quiz
Wat is een conjugaat?
Slide 4 - Open question
Waarom blocken we de wells na het coaten met albumine?
Slide 5 - Open question
Zoek een plaatje van een directe ELISA.
Slide 6 - Open question
directe ELISA
Indirecte ELISA
Sandwich ELISA
Slide 7 - Drag question
De groen gekleurde wells na incubatie zijn.....
A
Positief
B
Negatief
Slide 8 - Quiz
Waarom ontstaat er in een negatieve well geen kleurontwikkeling?
A
Er zit geen substraat in
B
Het conjugaat kan niet binden
C
Er is teveel antigeen aanwezig
D
De pH klopt niet
Slide 9 - Quiz
Waarom is het tussendoor wassen zo belangrijk?
Slide 10 - Open question
Volgorde sandwich ELISA?
1
2
3
4
5
1e antilichaam
Albumine blocker
Antigeen
Conjugaat
Substraat
Slide 11 - Drag question
Bloedgroepenbepaling
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Iemand heeft bloedgroep A en kan dus donorbloed van bloedgroep A ontvangen.
Welk donorbloed kan deze persoon nog meer ontvangen?
A
Bloedgroep B
B
Bloedgroep AB
C
Bloedgroep O
Slide 15 - Quiz
Iemand heeft bloedgroep A en wil zijn nier aanbieden aan iemand met bloedgroep B. Dit kan niet omdat?
A
Bloedgroep B bevat antilichaam-A.
B
Bloedgroep B bevat antilichaam-B.
C
Bloedgroep B bevat antigeen-A.
D
Bloedgroep B bevat antigeen-B.
Slide 16 - Quiz
Van wie kan iemand met bloedgroep 0 bloed krijgen?
A
Alleen van bloedgroep 0
B
Van iedereen.
Slide 17 - Quiz
Rodney heeft een bloedtransfusie nodig. Zijn bloedgroep is bloedgroep B. Welke bloedgroep mag het transfusiebloed hebben?
A
alleen bloedgroep B
B
bloedgroepen A en O
C
alleen bloedgroep O
D
bloedgroepen B en O
Slide 18 - Quiz
Lisette laat haar bloedgroep bepalen. Hiervoor worden twee druppels van haar bloed op een glazen plaatje gebracht: druppel P en druppel Q. Aan druppel P wordt wat anti-A toegevoegd, aan druppel Q wat anti-B (zie de afbeelding hieronder). Uit de bepaling blijkt dat Lisette bloedgroep A heeft. Welke letter geeft het resultaat weer van de bloedgroepbepaling van Lisette?
A
letter R
B
letter S
C
letter T
D
letter U
Slide 19 - Quiz
Iemand met bloedgroep AB- heeft een transfusie nodig. Welk bloed kan hij veilig ontvangen?
A
AB+
B
B+
C
O-
D
A-
Slide 20 - Quiz
Wanneer levert de rhesus-factor problemen op bij een zwangerschap?
A
Moeder: rh+
Kind: rh-
B
Moeder: rh+
Kind: rh+
C
Moeder: rh-
Kind: rh-
D
Moeder: rh-
Kind: rh+
Slide 21 - Quiz
Iemand is Rh-, heeft deze persoon dan anti-lichamen tegen de Rhesus factor?
A
Ja
B
Nee
Slide 22 - Quiz
Leg uit waarom de uitslag van buis 1 en 2 tegenovergesteld moet zijn aan buis 7 en 8.