A0 - A1 - Zinnen maken - les 2

Hoe maak je een goede zin?
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolPraktijkonderwijsISKvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoe maak je een goede zin?

Slide 1 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
  • Zinnen maken
  • DISK: Onderdeel Grammatica


Slide 2 - Slide

Wat leer je? Wat kan je?
  • Je kunt een korte zin maken. 


Slide 3 - Slide

Werkwoorden
Kies vijf werkwoorden. 
Schrijf van elk werkwoord de goede vorm op.
Ik ...
U/jij ...
Hij/zij ...
Wij/jullie/zij ...

Slide 4 - Slide

Een persoon
  • drinken

  • Ik drink 
  • Jij drinkt
  • U drinkt
  • Hij drinkt -> ...... drinkt
  • Zij drinkt -> ...... drinkt


Slide 5 - Slide

Meer personen
  • drinken

  • Wij drinken 
  • Jullie drinken 
  • Zij drinken -> ...... en ...... drinken

Slide 6 - Slide

Wat is een goede zin? 
Ali
Ik
Nour
Wij
Wie?
 
Werkwoord
loopt.
zie.
zit.
pakken.

Slide 7 - Slide

Wat is een goede zin? 
      Hij                              pakt                      de koek.
      Zij                              gaat                      naar school.
Wie  
werkwoord 
wat
waar

Slide 8 - Slide

Voorbeeldzinnen
Ik koop vers fruit.
Samira drinkt cola.
Wij eten brood.
Zij gaan naar school
Zij reizen met de trein.

Slide 9 - Slide

Wie?

Werkwoord 
De man
De buurman
Ahmed
Ik
loop/ loopt
zit
pak/ pakt
maak/ maakt

Slide 10 - Drag question

Wat is een goede zin?
A
Yordan gaat morgen naar de film.
B
Naar de film gaat Yordan.
C
Yordan morgen gaat naar de film.
D
Gaat naar de film Yordan.

Slide 11 - Quiz

Wat is een goede zin?
A
Een verhaal schrijft hij op school.
B
Op school hij schrijft een verhaal.
C
Hij schrijft een verhaal.

Slide 12 - Quiz

Wat is een goede zin?
A
Elke dag Nazar leest een boek.
B
Nazar leest elke dag een boek.
C
Een boek Nazar leest elke dag.

Slide 13 - Quiz

Wat is een goede zin?
A
Op het bord de docent schrijft een woord.
B
De docent op het bord schrijft een woord.
C
De docent schrijft een woord op het bord.

Slide 14 - Quiz

Wat is een goede zin?
A
Wij op vakantie gaan naar Polen.
B
Wij gaan op vakantie naar Polen.
C
Wij naar vakantie gaan op Polen.

Slide 15 - Quiz

Wat is een goede zin?
A
Hij bij de Jumbo werken
B
Hij werkt de Jumbo bij.
C
Hij werkt bij de Jumbo

Slide 16 - Quiz

Wat is een goede zin?
A
Zij in Arnhem wonen.
B
Zij wonen in Arnhem.
C
Zij wonen Arnhem in.

Slide 17 - Quiz

Wat is een goede zin?
A
Ik ga morgen naar de Albert Heijn.
B
Morgen ik ga naar de Albert Heijn.
C
Naar de Albert Heijn ik ga morgen.

Slide 18 - Quiz

Maak de goede zin:
Amina - patat - eet - .

Slide 19 - Open question

Maak een goede zin:
Sayed - gaat - naar - school - .

Slide 20 - Open question

Maak een goede zin:
gooit - de bal - Sylvia -.

Slide 21 - Open question

Maak een goede zin:
werk - in Leeuwarden - Ik - .

Slide 22 - Open question

Maak een goede zin:
Johan - een afspraak - bij de tandarts - heeft - .

Slide 23 - Open question

Maak een goede zin:
gewerkt - Jullie - hard - hebben

Slide 24 - Open question

Maak nu zelf een zin die begint met
Ik ...

Slide 25 - Open question

Maak nu zelf een zin die begint met
Hij ...

Slide 26 - Open question

Maak nu zelf een zin die begint met....
Wij ...............

Slide 27 - Open question

Denk ook aan...
De hoofdletters
- Een hoofdletter staat aan het begin van de zin. 
- Een naam heeft ook een hoofdletter.
De punt
- Een punt staat aan het eind van de zin.

Slide 28 - Slide

DISK Grammatica

Slide 29 - Slide

Dit was de les.
Tot later! 

Slide 30 - Slide