werkwoord

werkwoorden

1 / 11

Slide 1: Slide

NT2ISK

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Lesson duration is: 1 min

Items in this lesson

werkwoorden

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat is een goede zin?

Hij pakt de koek.

Zij gaat naar de keuken

Wie

werkwoord

wat

waar

Slide 3 - Slide

werkwoord

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Oefenen met het werkwoord drinken

Slide 6 - Slide

Wat is een goede zin?

Ali

Nour

Wij

Wie?

Werkwoord

loopt.

zie.

zit.

pakken.

Slide 7 - Slide

Wat is een goede zin?

Hij pakt de koek.

Zij gaat naar de keuken

Wie

werkwoord

wat

waar

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

De volgorde van een zin

Ik koop vers fruit.

De jongen eet een appel.

Het meisje drinkt cola.

Wij eten brood.

Slide 10 - Slide

Denk ook aan...

De hoofdletters

- Een hoofdletter staat aan het begin van de zin.

- Een naam heeft ook een hoofdletter.

De punt

- Een punt staat aan het eind van de zin.

Slide 11 - Slide

werkwoord

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

More lessons like this

A0 - A1 - Zinnen maken - les 1

A0 - A1 - Zinnen maken - les 2

A0 - A1 - Zinnen maken - les 2

Les 1 zinnen

Grammatica persoonsvorm, onderwerp en lijdend voorwerp

Zinnen maken NT2 A1

Les 1 zinnen

Zinnen maken NT2 A1