What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Werkwoorden vervoegen + Ser & Estar
Hoe vervoeg je werkwoorden ook al weer?
1 / 18
next
Slide 1:
Slide
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
18 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Hoe vervoeg je werkwoorden ook al weer?
Slide 1 - Slide
Stap 1
Je haalt -ar/-er/-ir van het werkwoord af
Slide 2 - Slide
Stap 2
Je plakt de uitgang achter het werkwoord. Deze kun je vinden op blz. 34 van je tekstboek
Slide 3 - Slide
Welke uitgang?
1) Soms staat er in de zin al een persoonvorm en die gebruik je.
2) Er staat 1 naam/ 1 voorwerp in de zin: je gebruikt de él/ella vorm
3) Er staan meerdere namen of voorwerpen in de zin: je gebruikt de ellos/ellas-vorm
4) 1 naam + y tu = de vosotros-vorm
5) 1 naam + y yo = de nosotros-vorm
Slide 4 - Slide
Welke vorm heb je nodig?
Tus padres ___________ en una isla
A
nosotros vorm
B
vosotros vorm
C
ellos vorm
D
él/ella vorm
Slide 5 - Quiz
Welke vorm heb je nodig?
Juan ___________ en una casa
A
tú-vorm
B
yo-vorm
C
ellos vorm
D
él/ella vorm
Slide 6 - Quiz
Welke vorm heb je nodig?
Juan y tú ___________ una manzana
A
nosotros vorm
B
vosotros vorm
C
ellos vorm
D
él/ella vorm
Slide 7 - Quiz
Welke vorm heb je nodig?
Mila y yo _____________ un gato
A
nosotros vorm
B
vosotros vorm
C
ellos vorm
D
él/ella vorm
Slide 8 - Quiz
Kies de juiste optie
Mis padres ____________(trabajar) en una isla
A
trabajan
B
trabajáis
C
trabaja
D
trabajamos
Slide 9 - Quiz
Kies de juiste optie
Juan ___________(vivir) en una casa
A
viven
B
vivís
C
vive
D
vivimos
Slide 10 - Quiz
Welke vorm heb je nodig?
Juan y tú ___________ una manzana
A
coméis
B
comen
C
come
D
como
Slide 11 - Quiz
Welke vorm heb je nodig?
Mila y yo _____________ un gato
A
tiene
B
tengo
C
tienen
D
tenemos
Slide 12 - Quiz
Verschil ser/estar
Ser: vaste eigenschappen (nationaliteit, beroepen, omschrijving) + tijd/datum
Estar: tijdelijke eigenschappen (emoties), plaatsaanduiding
Slide 13 - Slide
Los muebles ___________(estar) en la casa
A
estamos
B
están
C
está
D
estáis
Slide 14 - Quiz
Kies je ser of estar?
Mi padre es/está en casa
A
es
B
está
Slide 15 - Quiz
Kies je ser of estar?
El perro es/está grande
A
es
B
está
Slide 16 - Quiz
Kies je ser of estar?
Los muebles son/están nuevos
A
son
B
están
Slide 17 - Quiz
Kies je ser of estar?
Juan y tú soís/estáis en la escuela
A
sois
B
estáis
Slide 18 - Quiz
More lessons like this
Werkwoorden vervoegen + Ser & Estar A2/TV2
May 2021
- Lesson with
20 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
04_PA3_C2_Opdr 13, 14 Repaso
January 2021
- Lesson with
37 slides
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Week 8, les 1
22 days ago
- Lesson with
38 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
P3 Semana 6 Clase 2 Repetir Hay/Estar/Ser + Reflexión
March 2022
- Lesson with
25 slides
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Repaso Ser, Estar, Tener y Ir
April 2022
- Lesson with
19 slides
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Week 8, les 1
25 days ago
- Lesson with
40 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Formatieve test werkwoorden P2 2MAVO en 2UP
December 2021
- Lesson with
14 slides
Spaans
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Unidad 10 Ser / Estar
March 2020
- Lesson with
19 slides
Spaans
Basisschool
Groep 7