This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 80 min
Items in this lesson
§ 2.3 Lezen (tekstdoel, tekstsoort en tekstvorm)
Slide 1 - Slide
Vul in: We vinden het logisch dat leerlingen goed (indelen) .....zijn op leeftijd.
A
ingedeelt
B
ingedeeld
C
indelend
D
indelende
Slide 2 - Quiz
Vul in: (discussiëren td) ......liepen wij over de gang.
A
discussiërent
B
discussiërend
Slide 3 - Quiz
Welke schrijfwijze is goed?
A
mevrouw E. Van Zanten
B
mevrouw Van Zanten
Slide 4 - Quiz
Welke schrijfwijze is goed?
A
kerstmis
B
kerstvakantie
C
Kerstvakantie
D
Paasdagen
Slide 5 - Quiz
Een Zweeds school betoogt/betoogd dat het onderscheid dat tussen jongens en meisjes wordt gemaakt, het gedrag van leerlingen beïnvloedt/beïnvloed
A
betoogt/beïnvloed
B
betoogt/beïnvloedt
C
betoogd/beïnvloed
D
betoogd/beïnvloedt
Slide 6 - Quiz
De meeste/meesten van jullie hebben bijna alle/allen vragen goed.
A
meeste/alle
B
meesten/allen
C
meeste/allen
D
meesten/alle
Slide 7 - Quiz
Gisteren (skaten) ...... de meeste jongeren in het park.
A
skaten
B
skatete
C
skateten
D
skatetten
Slide 8 - Quiz
Leerdoelen § 2.3 Lezen
Je leert wat een nieuwsbericht is.
Je leert het tekstdoel, de tekstsoort en de tekstvorm herkennen
Je leert kritisch te lezen
Je leert het leespubliek van een tekst herkennen
Slide 9 - Slide
Is de onderstaande zin waar of niet waar?
In een krant staan alleen maar nieuwsberichten.
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quiz
Je leest de volgende twee titels in de krant, wat voor een tekst verwacht je te lezen? - Reuzenpanda geboren in Ouwehands Dierenpark - Is de panda eigenlijk wel zo schattig als we denken?
Slide 11 - Open question
Je leest in een bericht op het internet dat er een dodelijke mug in Nederland is opgedoken. Hoe kun je controleren of dit waar is? Bedenk twee manieren.
Slide 12 - Open question
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Kritisch lezen
HET HEP OP FEESBOEK GESTAAN!
Objectieve informatie of subjectieve informatie.
Slide 18 - Slide
Leespubliek
Voor wie is het bericht bedoeld? Let op afbeeldingen, bron, taalgebruik, onderwerp of aanspreekvorm.