Lezen- les 4 van 6 tekstdoel en publiek

Ga rustig zitten

Telefoon op je tafel voor quiz

Op tafel:  
Lesboek B
WELKOM!
timer
5:00
socialiseren
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Ga rustig zitten

Telefoon op je tafel voor quiz

Op tafel:  
Lesboek B
WELKOM!
timer
5:00
socialiseren

Slide 1 - Slide

Vandaag
Terugblik vorige les
Instructie
ZW
Evaluatie

Slide 2 - Slide

Aan het eind van de les kun je
  • argumenten formuleren 
  • aan een tekst zien voor welk publiek hij bedoeld is.
  • Vertellen wat voor kenmerken passen bij een activerende tekst

Slide 3 - Slide

Publiek
Bij het schrijven van een tekst, moet je ook altijd rekening houden met voor wie je de tekst schrijft. Wie is jouw publiek?

Slide 4 - Slide

Instructie
Wat je nu weet:
Een tekst heeft verschillende doelen. Het doel van de tekst kan je onder anderen zien aan het soort tekst. 
Een tekst wordt ook geschreven voor een bepaald publiek. Dit kan je herkennen aan taalgebruik, layout, de bron en aan de inhoud. 

Slide 5 - Slide


Wat voor soort activerende tekst zie je hier?
A
affiche
B
reclamefolder
C
uitnodiging

Slide 6 - Quiz


Wat voor soort activerende tekst zie je hier?
A
affiche
B
reclamefolder
C
uitnodiging

Slide 7 - Quiz


Wat voor soort activerende tekst zie je hier?
A
affiche
B
reclamefolder
C
uitnodiging

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Een goede activerende tekst is lang.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Wat is het doel van een oproep?
A
mensen overtuigen van jouw mening
B
mensen overhalen om iets te gaan doen

Slide 11 - Quiz

Een oproep moet enthousiast geschreven zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

Een oproep moet een pakkende titel of slogan hebben.
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Een argument moet lang zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

In een argument geef je aan wat jouw mening is.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Met een argument wil je de lezer overhalen om iets te gaan doen.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Zelfstandig werken
Jullie gaan verder met het maken van de opdrachten van  5.4 opdrachten 6, 7, 9 t/m 12
Wat je niet af hebt gekregen is huiswerk voor de volgende les. 
timer
15:00

Slide 20 - Slide

Evaluatie

Wat kunnen we nu vertellen over deze tekst?

Slide 21 - Slide

Tot vrijdag

Slide 22 - Slide