VWO 2 Grammaire 2 unité 4

Bonjour et bienvenue! 
Vous avez passé de bonnes vacances? 
Doel van vandaag;
Je weet hoe de wederkerende werkwoorden in het Frans in elkaar zitten
1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bonjour et bienvenue! 
Vous avez passé de bonnes vacances? 
Doel van vandaag;
Je weet hoe de wederkerende werkwoorden in het Frans in elkaar zitten

Slide 1 - Slide

4.5 wederkerende werkwoorden
Je me réveille à sept heures.              Ik word wakker om zeven uur.
Je me douche à huit heures.              Ik douche me om acht uur.
Puis, je me maquille.                               Ik maak me op.
Et je m'amuse à l'ecole.                          En ik amuseer me op school.

Wederkerend voornaamwoord: in het NEDERLANDS achter de persoonsvorm, in het FRANS ervoor.

Slide 2 - Slide

4.5 wederkerende werkwoorden
Deel 1: de tegenwoordige tijd 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Kies het juiste persoonlijk vnw
Je __ douche à 6 heures.
A
me
B
te

Slide 8 - Quiz

zij (vrl mv) wassen zich=

Slide 9 - Open question

jij concentreert je=

Slide 10 - Open question

Kies het juiste wederkerend voornaamwoord.
Vous ___ amusez au cinéma.
A
nous
B
vous

Slide 11 - Quiz

Kies het werkwoord dat past.
Il ___ en noir.
A
s'habille
B
s'amuse

Slide 12 - Quiz

4.5 wederkerende werkwoorden
Deel 2: de voltooide tijd;
Je me suis amusé (e )      Ik heb me geamuseerd
Wederkerende werkwoorden hebben altijd être als hulpwerkwoord! en dus ook uitgangen (e,s,es) !

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Let op: voltooide tijd. Kies de juiste vorm.
Je ___ couché a 23:30 h.
A
me suis
B
t'es

Slide 15 - Quiz

Let op: voltooide tijd. Kies de juiste vorm.
Il ___ trompé.
A
s'est
B
se sont

Slide 16 - Quiz

Hij heeft zich voorgesteld (se présenter)

Slide 17 - Open question

Zij is wakker geworden (se réveiller)

Slide 18 - Open question


Ils ___ beaucoup.(s'amuser, passé composé)

Slide 19 - Open question

Vul de juiste vorm in (v.t.t/pc.).
Je ___ à la salle de bain (se laver)

Slide 20 - Open question

Maak oef 16 A t/m D en oefen op Verbuga! 

Slide 21 - Slide