Spelling & woordenschat (obv Hoofdstuk 1, Nieuw Nederlands)

Spelling & woordenschat (HA2)
'leren door lezen'
(bij: Nieuw Nederlands, Hoofdstuk 1)
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Spelling & woordenschat (HA2)
'leren door lezen'
(bij: Nieuw Nederlands, Hoofdstuk 1)

Slide 1 - Slide

Lenen via de bibliotheek
of kopen via:
https://kleineuil.nl/boeken/de-lijst/  

Slide 2 - Slide

Maak een korte zin met een vergelijking.
Gebruik 'huis' als object.
Kies zelf een beeld voor de vergelijking.

Slide 3 - Open question

Maak een korte zin met een vergelijking.
Gebruik 'huis' als beeld.
Kies zelf een object voor de vergelijking.

Slide 4 - Open question

Gebruik woordraadstrategieën:
synoniemen, omschrijvingen, voorbeelden, tegenstellingen, woorddelen...
Wat betekent 'recent'?
A
oud
B
nieuw
C
terugkerend
D
historisch

Slide 5 - Quiz

Gebruik woordraadstrategieën:
synoniemen, omschrijvingen, voorbeelden, tegenstellingen, woorddelen...
Wat betekent 'onderhevig aan'?
A
gebonden aan
B
onafhankelijk van
C
afhankelijk van
D
afgeleid van

Slide 6 - Quiz

Welke vaste vergelijkingen ken je?
Zo nijdig als een spin.
Zo koppig als een ...
A
varken
B
kraai
C
hamster
D
ezel

Slide 7 - Quiz

Welke vaste vergelijkingen ken je?
Leven als God in Frankrijk.
Vechten als een...
A
leeuw
B
beer
C
paard
D
tijger

Slide 8 - Quiz

Hoofdstuk 1, Woordenschat

Opdacht 6: 

Maak de puzzel.
Welk woord komt er uit?

Slide 9 - Slide

Leestekens
Hoofdstuk 1, spelling

Slide 10 - Slide

De jongen wachtte, omdat er nog een bus aan kwam rijden.
De komma in deze zin is
A
goed
B
onnodig
C
fout
D
noodzakelijk

Slide 11 - Quiz

Toen ik het bestand kopieerde stond de docent achter mij.
Waar moet de komma?
A
achter 'stond'
B
achter 'kopieerde'
C
nergens
D
achter 'docent'

Slide 12 - Quiz

nog altijd is de buurtwinkel populair hij biedt producten aan voor een lage prijs

Welke leestekens horen in deze zin?
A
komma + punt
B
puntkomma + punt
C
dubbele punt + punt
D
punt + punt

Slide 13 - Quiz

verkleinwoorden

Wat is het verkleinwoord van baby?
A
babytje
B
babietje
C
baby'tje
D
kleine baby

Slide 14 - Quiz

Renske zei dat Ellen zo aardig was had ik niet verwacht

Hoeveel leestekens horen in deze zin?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 15 - Quiz

Dictee
Bekijk eerst het schema werkwoordspelling
(zie opdracht 4, Hoofdstuk 1, Gebiedende wijs)

Slide 16 - Slide

Ontdek jij de fout?

Slide 17 - Slide

Dictee
  • Pak pen en papier.
  • De docent leest 6 zinnen voor.
  • Controleer het werk van een klasgenoot.

Slide 18 - Slide