1KGT H7.2 Spelling (hoofdletters, leestekens, pv vt, verkleinwoorden)

H7 Taalverzorging 3
In dit hoofdstuk ga je meer leren over 
het verschil tussen fictie en non-fictie
  • Spelling
    wwg-ond-lv
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H7 Taalverzorging 3
In dit hoofdstuk ga je meer leren over 
het verschil tussen fictie en non-fictie
  • Spelling
    wwg-ond-lv

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Je leert:
  • hoofdletters en leestekens gebruiken (herhaling);
  • de komma gebruiken;
  • de punt gebruiken;
  • de persoonsvorm in de verleden tijd spellen;
  • verkleinwoorden spellen.
Leerdoelen
7.2

Slide 2 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Hoofdletters en leestekens
7.2
Dubbele punt

De dubbele punt gebruik je bij een opsomming.
We kregen drie maaltijden: ontbijt, lunch en diner.

Slide 3 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Hoofdletters en leestekens
7.2
Komma
Met een komma maak je een zin overzichtelijker. Je laat zien waar de lezer een korte pauze kan inlassen.
Zet bijvoorbeeld komma's tussen de delen van een opsomming.
We kregen drie maaltijden: ontbijt, lunch en diner.
Voor en en of schrijf je geen komma.

Slide 4 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Hoofdletters en kleine letters
7.2
Hoofdletter
Je schrijft een hoofdletter:

  • aan het begin van een zin
  • bij een naam: Luuk, mevrouw Smit, Mustafa Salah
  • bij een merknaam: Apple, sneakers van New Balance
  • bij een stad of land: Krommenie, Nederland
  • bij een titel van een boek of film: Kruistocht in spijkerbroek, Wicked

Slide 5 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Punt, vraagteken en uitroepteken
7.2
Aan het eind van een zin zet je altijd een punt, vraagteken of uitroepteken.

regel
voorbeeld
punt
na een gewone zin
bij veel afkortingen
na een voorletter
Veel mensen houden van patat.
o.a., enz.
A.M. ten Broek
vraagteken
na een vragende zin
Hoe laat is het?
uitroepteken
na een uitroep
na een waarschuwing
na een bevel
Wat leuk!
Kijk uit!
Kom hier!

Slide 6 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Aan de slag
Opdracht 17 t/m 19

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Je leert:
  • hoofdletters en leestekens gebruiken (herhaling);
  • de komma gebruiken;
  • de punt gebruiken;
  • de persoonsvorm in de verleden tijd spellen;
  • verkleinwoorden spellen.
Leerdoelen
7.2

Slide 8 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Klankvaste werkwoorden zijn werkwoorden waarbij de klank niet verandert als je ze in de verleden tijd zet.
PV - VT: klankvaste werkwoorden
7.2
ik maa
ik maakte
wij dansen
wij dansten
hij verft
hij verfde
jullie lopen
jullie liepen

Slide 9 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Spellingsregels klankvaste werkwoorden:

De persoonsvorm in de verleden tijd (vt) van klankvaste werkwoorden schrijf je:
  • ik- vorm + te(n)
  • ik-vorm + de(n)
PV - VT: klankvaste werkwoorden
7.2

Slide 10 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Wanneer:
  • ik- vorm + te(n)
  • ik-vorm + de(n)


PV - VT: klankvaste werkwoorden
7.2
Verlengen en luisteren
  • dacht - dachten
  • bond - bonden
1
't ex-kofschip
2

Slide 11 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Eindigt de ik-vorm op een -d of een -t?
Dan schrijf je ook de ik-vorm + te(n) of ik-vorm + d(en)




PV - VT: klankvaste werkwoorden
7.2
ik-vorm tt
regel
pv vt
ik start
start + te(n)
ik startte
wij startten
ik land
land + de(n)
ik landde
wij landden

Slide 12 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Aan de slag
Opdracht 20 t/m 24

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Je leert:
  • hoofdletters en leestekens gebruiken (herhaling);
  • de komma gebruiken;
  • de punt gebruiken;
  • de persoonsvorm in de verleden tijd spellen;
  • verkleinwoorden spellen.
Leerdoelen
7.2

Slide 14 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Klankverenderende werkwoorden zijn werkwoorden waarbij de klank verandert als je ze in de verleden tijd zet.
PV - VT: klankveranderende werkwoorden
7.2
ik maa
ik maakte
jullie lopen
jullie liepen
hij slaapt
hij sliep

Slide 15 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Spelling?


PV - VT: klankveranderende werkwoorden
7.2
Luisteren!
Meestal kun je horen hoe je ze schrijft.
1

Slide 16 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Aan de slag
Opdracht 25 t/m 29

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Je leert:
  • hoofdletters en leestekens gebruiken (herhaling);
  • de komma gebruiken;
  • de punt gebruiken;
  • de persoonsvorm in de verleden tijd spellen;
  • verkleinwoorden spellen.
Leerdoelen
7.2

Slide 18 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Met een achtervoegsel kun je van een zelfstandig naamwoord een verkleinwoord maken.

Meestal schrijf je het verkleinwoord zoals het klinkt:



Verkleinwoorden
7.2
vork
vorkje
film
filmpje
appel
appeltje
tang
tangetje

Slide 19 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Verkleinwoorden - spellingsregels
7.2
poging
poginkje
tang
tangetje
Bij woorden die eindigen op -ng schrijf je -nkje of -etje

Slide 20 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Verkleinwoorden - spellingsregels
7.2
oma
omaatje
video
videootje
café 
cafeetje
Bij woorden die eindigen op een lange klinker verdubbel je de klinker

Slide 21 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Verkleinwoorden - spellingsregels
7.2
taxi
taxietje
Bij woorden die eindigen op een -i voeg je een -e toe.

Bij woorden die eindigen op een -y (met medeklinker ervoor) of op -u (uitgesproken als oe) schrijf je een apostrof.
lolly
lolly'tje
spray
spraytje
sudoku
sudoku'tje

Slide 22 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Verkleinwoorden - spellingsregels
7.2
Je gebruikt ook een apostrof bij cijfer- en letterwoorden.

mp3
mp3'tje
wc
wc'tje
s
s'je

Slide 23 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Verkleinwoorden - spellingsregels
7.2
Als je een verkleinwoord aan het eind van de regel afbreekt, dan laat je de apostrof en extra letters weg.
pianootje
piano-tje
cafeetje
café-tje
baby'tje
baby-tje

Slide 24 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Alle sprellingsregels over verkleinwoorden staan ook in je boek op blz. 31. Houd deze regels erbij als je opdracht 32 maakt in Learnbeat.
Verkleinwoorden - spellingsregels
7.2

Slide 25 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Aan de slag in LEARNBEAT
H7 Taalverzorging 3
7.2 spelling
  • E. Persoonsvorm in de verleden tijd - opdracht 30-31
  • F. Spellingsregels - opdracht 32
  • G. Zelftoets

Slide 26 - Slide

This item has no instructions