Persoonlijk voornaamwoorden in de 3e en 4e naamval.
Willkommen!
Ziel: Du kannst das Personalpronomen auf Deutsch verwenden
1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Willkommen!
Ziel: Du kannst das Personalpronomen auf Deutsch verwenden
Slide 1 - Slide
der Unterrichtsplan
- Erklärung: das Personalpronomen im 1., 3. und 4. Fall.
- Quiz
Slide 2 - Slide
das Lernziel
- Je kent de vormen van de persoonlijke voornaamwoorden in de derde en de vierde naamval
Slide 3 - Slide
persoonlijke vnw
Slide 4 - Mind map
persoonlijke voornaamwoorden
vervangen een zelfstandig naamwoord
Slide 5 - Slide
1e
3e
4e
ich
mir
mich
du
dir
dich
er
ihm
ihn
sie
ihr
sie
es
ihm
es
wir
uns
uns
ihr
euch
euch
sie
ihnen
sie
Sie
Ihnen
Sie
1e
3e
4e
ik
mij
mij
jij
jou
jou
hij
hem
hem
zij
haar
haar
het
hem
het
wij
ons
ons
jullie
jullie
jullie
zij
hun
hen
u
u
u
Slide 6 - Slide
Wanneer je een zelfstandig naamwoord in de 3e en 4e naamval wilt vervangen, gebruik je ook een persoonlijk voornaamwoord in de derde en vierde naamval.
Bijvoorbeeld:
Ik geef (aan) de vrouw een Kus =
Ich gebe der Frau einen Kuss. --> 3e naamval, vrouwelijk
Ich gebeihr einen Kuss. --> 3e naamval, vrouwelijk
Slide 7 - Slide
Naamvallen
1e naamval Onderwerp
3e naamval Meewerkend voorwerp
4e naamval Lijdend voorwerp
Slide 8 - Slide
Jetzt ihr!
10 Minuten üben
Links im Classroom
Slide 9 - Slide
in de 1e naamval Het persoonlijk voornaamwoord: hij
A
sie
B
er
C
wie
D
es
Slide 10 - Quiz
Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
voor hem =
A
für ihn
B
um dich
C
ohne Sie
D
für sie
Slide 11 - Quiz
"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord: David
A
ich
B
du
C
es
D
er
Slide 12 - Quiz
Welk persoonlijke voornaamwoord hoort bij de afbelding?
A
ich
B
es
C
wir
D
ihr
Slide 13 - Quiz
Een persoonlijk voornaamwoord kan?.....
A
een zelfstandig naamwoord vervangen
B
staan meestal voor een zelfstandig naamwoord
Slide 14 - Quiz
Het persoonlijk voornaamwoord jullie in de 1ste naamval is?
A
ihr
B
euch
C
Ihnen
D
euer
Slide 15 - Quiz
het persoonlijk voornaamwoord ik, jij, hij enz. staat altijd in het.............
A
onderwerp vd zin
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
Slide 16 - Quiz
Wat is een persoonlijk voornaamwoord
A
Woorden die een tijdstip aangeven
B
Woorden die een plaats aangeven
C
ik, jij, hij, zij, het, wij, jullie,zij, u
Slide 17 - Quiz
Wat zijn persoonlijke voornaamwoorden?
A
hij, zij, jullie
B
ik, mijn, jouw
C
jij, wij, zij
D
ons, zij, u
Slide 18 - Quiz
De Duitse lidwoorden der, die en das kun je vervangen door een persoonlijk voornaamwoord. Door welk persoonlijk voornaamwoord vervang je het lidwoord "der" ?
A
sie (het is vrouwelijk)
B
es (het is onzijdig)
C
er (het is mannelijk)
D
sie (het is meervoud)
Slide 19 - Quiz
Het persoonlijk voornaamwoord jij in de 3e naamval is?
A
du
B
dich
C
ihr
D
dir
Slide 20 - Quiz
Ik ken de persoonlijke voornaamwoorden in het Duits