7.3: Bevruchting

Bevruchting
Bloemen, vruchten, zaden
Deel 2: Een-/tweehuizig, een-/tweeslachtig, bevruchting, verspreiding van zaden
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Bevruchting
Bloemen, vruchten, zaden
Deel 2: Een-/tweehuizig, een-/tweeslachtig, bevruchting, verspreiding van zaden

Slide 1 - Slide

planning do
  1. checkvragen bs2 stuifmeel
  2. theorie bs3 bevruchting
  3. PR 1, bloembouw
  4. opdr bs3 (13-16)
  5. nakijken

  1. onkruidkookboek
timer
30:00

Slide 2 - Slide

B2: Bestuiving

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven wat bestuiving is
  • Je kunt het verschil benoemen tussen kruisbestuiving en zelfbestuiving
  • Je kunt de kenmerken noemen van insectenbloemen en windbloemen


Slide 3 - Slide

Welke dieren dragen ook bij aan bestuiving, naast bijen?

Slide 4 - Open question

Kruisbestuiving: stuifmeel komt op stamper van dezelfde plant
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Noem drie kenmerken van insectenbloemen

Slide 6 - Open question

Noem drie kenmerken van windbloemen

Slide 7 - Open question

Deze les
Verschil eenslachtig en tweeslachtig
Verschil eenhuizig en tweehuizig
Wat gebeurt er bij bevruchting?


Slide 8 - Slide

1 t/m 8: zelfbestuiving, kruisbestuiving of 
geen bestuiving?

Slide 9 - Slide

Eenslachtig of tweeslachtig

Slide 10 - Slide

Eenhuizig: 1 plant nodig voor voortplanting.
Tweehuizig: 2 planten nodig voor voorplanting.

Slide 11 - Slide

Plant P t/m T:
een/tweeslachtig en een/tweehuizig?

Slide 12 - Slide

Kan een tweeslachtige plant tweehuizig zijn?
A
Ja
B
Ja, alleen als de mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant zitten
C
Nee

Slide 13 - Quiz

Vrouwelijke geslachtsorgaan
Afbeeldingsresultaat voor vruchtbeginsel
Herhaling

Slide 14 - Slide

0

Slide 15 - Video

Van bloem naar vrucht
Een bloem is er alleen maar voor bestuiving en bevruchting. 

Zaden zorgen voor nieuwe planten.

Hiervoor moeten ze wel verspreid worden.

Slide 16 - Slide

 Bevruchting
Voor bevruchting is eerst bestuiving nodig. Er is een stuifmeelkorrel van dezelfde plantensoort op de stempel. 

Uit elke stuifmeelkorrel groeit een stuifmeelbuis (pollenbuis) met kern door de stijl naar het vruchtbeginsel. 
Hier zie je één stuifmeelbuis.

In het vruchtbeginsel kan de bevruchting plaatsvinden.

Bestuiving: Stuifmeelkorrel komt op de stempel (een deel van de stamper). Het is een stuifmeelkorrel van eenzelfde plantensoort.
1
Kern bevindt zich in de top van de stuifmeelbuis
2
Stuifmeelbuis met kern op weg naar één zaadbeginsel
Zaadbeginsels liggen in het vruchtbeginsel
3
In elk zaadbeginsel bevindt zich een eicel.
De stuifmeelbuis met kern is bijna aangekomen bij één zaadbeginsel.  
Na bestuiving kunnen er meerdere stuifmeelbuizen richting het vruchtbeginsel groeien.
4

Slide 17 - Slide

Bevruchting
De buis gaat door de stijl naar een zaadbeginsel. Als de buis daar aankomt knapt de top open zodat de kern van de stuifmeelkorrel de eicel kan binnendringen. 

Bevruchting:
De kern van de mannelijke geslachtscel smelt samen met de kern van de vrouwelijke geslachtscel. Er is een eicel die bevrucht is.
De bevruchte eicel noem je een zygote.
Opening in de zaadhuid met vlakbij de eicel (vrouwelijke geslachtscel) met daarin een kern. De top van de stuifmeelbuis knapt open. De kern van de stuifmeelkorrel dringt de eicel binnen en smelt samen met de eicel. Dat is bevruchting. Er is nu een bevruchte eicel ontstaan. Deze noem je een zygote.
1
Pollenbuis met de kern van de stuifmeelkorrel (mannelijke geslachtscel) groeit door de stijl naar een zaadbeginsel met daarin een eicel (vrouwelijke geslachtscel).
1

Slide 18 - Slide

Zaadbeginsel
In het zaadbeginsel bevindt zich de eicel (vrouwelijke geslachtscel). 
De eicel ligt vlakbij de opening in de zaadhuid. 

Na de bevruchting groeit het zaadbeginsel uit tot een zaad 
en de bevruchte eicel tot een kiem.
Opening in de zaadhuid met vlakbij de eicel (vrouwelijke geslachtscel) met daarin een kern.
1
De zaadhuid zit om het zaad en bestaat uit een paar vliesjes
2
Het binnenste deel van het zaadbeginsel: 1 of 2 zaadlobben. 
De zaadlobben bevatten zetmeel, dat is reservevoedsel voor het jonge plantje. Het wordt gebruikt door de kiem tijdens het kiemen.

3
Steeltje van het zaadbeginsel, het zit vast aan het vruchtbeginsel.

4
Eicel met kern, vlakbij de opening
5
Het vruchtbeginsel groeit uit tot de vrucht 
(met daarin het zaad).

Slide 19 - Slide

0

Slide 20 - Video

Van bevruchte eicel tot kiemplantje
Direct na de bevruchting beginnen de eicel en het zaadbeginsel te groeien.

Uit het zaadbeginsel ontstaat een zaad.
Uit de bevruchte eicel ontstaat een kiem

Een zaad is bedekt met een zaadhuid en bevat één of twee zaadlobben.
De zaadlobben bevatten zetmeel als reservevoedsel.
Ze leveren energie aan de kiem voor het kiemen. 
Kieming - kiemen betekent dat de kiem uitgroeit tot een kiemplantje. 

Slide 21 - Slide

Meerdere stuifmeelbuizen
Er kunnen meerdere stuifmeelbuizen door de stijl groeien.

Die gaan naar verschillende zaadbeginsels

Als een eicel bevrucht is, kan een zaad ontstaan. 


Als een eicel niet wordt bevrucht, groeit 
DAT zaadbeginsel niet uit tot zaad

Slide 22 - Slide

Hoe vaak is
de appel minimaal bevrucht?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 23 - Quiz

Benoemen
dit is het ....
vruchtbeginsel
1
dit is de ....
stijl
2
dit is de ....
stempel
3
dit zijn de ....
Kroonbladeren
4
dit is de ....
bloemsteel met daarboven de bloembodem
5
Na de bestuiving gaat door nr. 2
de pollenbuis met de kern van de stuifmeelkorrel
In nr. 1 ....
zitten de zaadbeginsels met daarin de eicellen
Het zaad ontwikkelt zich
Nadat de eicel en de kern van de stuifmeelkorrel zijn samengesmolten.
in het zaadbeginsel

Slide 24 - Slide

aantekeningen
  • lees bs3 goed door
  • maak (korte!) aantekeningen over bs3 


- Je kunt beschrijven hoe bevruchting bij zaadplanten verloopt
- je kunt beschrijven welke veranderingen er in het vruchtbeginsel plaatsvinden na bevruchting.
timer
15:00

Slide 25 - Slide

planning do
  1. practicumopdracht 1, blz 82 en 83 wb
  2. opdrachten bs3 (13-16) in werkboek
  3. nakijken en verbeteren (met kleur!)

tijd over? Werken aan onkruidkookboek!
timer
25:00

Slide 26 - Slide

Noem 3 dingen die je de deze
les hebt geleerd

Slide 27 - Open question

koken met onkruid
  1. opdrachten 13 t/m 16 afmaken
  2. nakijken mbv classroom en andere kleur pen!
  3. Werk aan de A4-pagina's voor elke plant.
  • Pagina 1: Een recept met de plant.
  • Pagina 2: Leuke weetjes, aandachtspunten en een tekening van de plant.
      o Plak de gedroogde plant er op
      o Zorg dat jullie namen op de pagina's staan.


•SO-cijfer:
o Originaliteit en creativiteit van het recept.
o Kwaliteit van de informatie en tekening.
o Netheid en verzorging van de pagina's.
o Samenwerking binnen het tweetal.

Slide 28 - Slide