Herhaling hoofdstuk 8
1 / 18
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Als ik op de muur trommel en mijn buurman hoort dat, dan verplaatst het geluid zich door ...
A
de lucht
B
de muur
C
water
D
de muur en de lucht
Slide 3 - Quiz
Een gitarist draait een snaar iets losser. Wat gebeurt er met de toonhoogte?
Slide 4 - Open question
Het gezoem van een mug klinkt veel hoger dan het gezoem van een bij. Bij welk insect bewegen de vleugels per seconde het vaakst op en neer?
A
bij een mug
B
bij een bij
Slide 5 - Quiz
De geluidssterkte wordt meestal gemeten in Hertz (Hz)
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quiz
Trillingstijd is hetzelfde als frequentie
A
Waar
B
niet waar
Slide 7 - Quiz
Wat gebeurd er met de trillingstijd als de frequentie hoger wordt?
Slide 8 - Open question
Een pianotoet wordt twee keer aangeslagen. Eerst hard, dan zacht. Wat veranderd er aan de geluidstrilling?
A
de amplitude
B
de frequentie
C
de trillingstijd
D
de amplitude en de frequentie
Slide 9 - Quiz
1 saxofoon geeft een geluidssterkte van 93 dB. Even later spelen er nog 3 saxofonisten mee. Hoeveel dB produceren zij samen?
Slide 10 - Open question
Welk geluid heeft de hoogste frequentie?
A
1
B
2
C
3
D
Allemaal even hoog
Slide 11 - Quiz
Wat is de amplitude van een trilling?
A
a
B
b
C
c
D
d
Slide 12 - Quiz
Welke frequentie is het grootst?
A
a
B
b
C
c
D
q
Slide 13 - Quiz
Hoeveel trillingen heeft a?
A
16
B
15
C
8
D
69
