1 kgt Unit 3: Writing

UNIT 3 Fashion

Lesson 2: Writing


1 / 16
next
Slide 1: Slide
EngelsISK

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

UNIT 3 Fashion

Lesson 2: Writing


Slide 1 - Slide

Doelen
  • Je leert hoe je informatie vraagt en geeft over kleding en uiterlijk.
  • Je leert hoe je personen beschrijft.
  • Je leert hoe je zegt wat je van iets vindt.
  • Je leert hoe je betekenisvolle vragen stelt.

Slide 2 - Slide

Lees de  phrases goed door
  1. Lees de phrases rustig door.
  2. Bekijk elke Nederlandse zin en de Engels vertaling. Zorg ervoor dat je in het Nederlands begrijpt wat de zin betekent.
  3. Zeg de zinnen hardop. Dit helpt je om de uitspraak te oefenen en de zinnen beter te onthouden.



Slide 3 - Slide

Hoe vraag en geef je informatie over kleding?
Gebruik de present continuous (am/is/are + werkwoord + -ing) als je wilt vragen of vertellen wat iemand nu draagt.
Voorbeeldzinnen:
  • What is she wearing? → Wat draagt ze voor kleding?
  • They're both wearing trainers. → Ze dragen allebei gympen..



Slide 4 - Slide

Vul de juiste vorm van de present continuous in:
Farah ______ (wear) blue jeans.

Slide 5 - Open question

Vul de juiste vorm van de present continuous in:
They ______ (not wear) jackets.

Slide 6 - Open question

Hoe beschrijf je personen?
Als je wilt beschrijven hoe iemand eruitziet, gebruik je bijvoeglijke naamwoorden zoals tall, good-looking, pretty, nice

Voorbeeldzinnen:
He's tall and good-looking. → Hij is lang en knap.
She's got a pretty smile, too. → Ze heeft ook een mooie glimlach.



Slide 7 - Slide

Beschrijf jezelf in één zin met een bijvoeglijk naamwoord.

Slide 8 - Open question

Hoe zeg je wat je van iets vindt?
Als je iets mooi of leuk vindt, kun je dat op verschillende manieren zeggen.

 Voorbeeldzinnen:
  • The outfit Farah is wearing is my favourite. → De outfit die Farah draagt, is mijn favoriet.
  • Her bag's really nice. → Haar tas is erg mooi.
  • I like her bag. → Ik vind haar tas leuk.



Slide 9 - Slide

Noem één kledingstuk dat jij mooi vindt en leg in het Engels uit waarom.

Slide 10 - Open question

Hoe stel je betekenisvolle vragen?
  •  Ja/nee-vraag: Do you like this jacket? → Vind je deze jas leuk?
  • Open vraag: Why do you like this jacket? → Waarom vind je deze jas leuk?



Slide 11 - Slide

Zet de ja/nee-vraag om in een open vraag:
Do you like his jeans?

Slide 12 - Open question

Bedenk een open vraag over mode in het Engels.

Slide 13 - Open question

Today:
(p.100 - 109 )
  • oefening 18 t/m 22
  • oefening 28
  • oefening 30 in de Classroom
  • Practise more online 3.2 Writing

Slide 14 - Slide

Ik weet wanneer ik de zinnen van dit hoofdstuk moet gebruiken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Homework



Learn:
Grammar: p. 144
Vocabulary 3.2: p. 145
Phrases Writing: p. 147






Slide 16 - Slide