MON 14/2 end U3 & writing

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Today’s planning 

1. Discuss texts!

2. Recap Unit 3

Writing assignment

1. Do some research on a country where they speak English.

2. Pick one country you would like to visit, explain why.

3. Name three places in that country you would like to go to.

4. Add information about a topic of your choice; this can be food, religion, culture, public transport, architecture... Tell something fun about it!

Write in English, at least 60 words!

Make groups of 3 or 4

Read each other's stories!

Talk about it! Ask questions, be curious....

Vertaal naar het Engels
''gemeenteraad''

Vertaal naar het Engels
''verbeteren''

Vertaal naar het Engels
''lawaai''

Vertaal naar het Engels
''voorzieningen''

Vertaal naar het Engels
''passen''

Vertaal naar het Engels
''nodig hebben''

Vertaal naar het Nederlands
''quality''

Vertaal naar het Nederlands
''to deliver''

Vertaal naar het Nederlands
''to cancel''

Vertaal naar het Nederlands
''to perform''

Vertaal naar het Nederlands
''annual''

Vertaal naar het Nederlands
''vivid''

Maak van deze woorden een zin in juiste woordvolgorde:

was - Dad - still - two minutes ago - at home

Maak van deze woorden een zin in juiste woordvolgorde:

a good film - We - yesterday - watched

Maak van deze woorden een zin in juiste woordvolgorde:

you - Did - your books - at home - leave - ?

Geef je mening over dit plaatje.
Gebruik minstens 20 woorden.
Schrijf in het Engels en gebruik hele zinnen.

Kies het juiste woord dat in de zin past.

''Can I borrow ...... money?''

1. much
2. a few
3. a little
4. many

Kies het juiste woord dat in de zin past.

''We're not having ..... fun.''

1. much
2. a few
3. little
4. many

Kies het juiste woord dat in de zin past.

''There are ..... children in our school.''

1. much
2. a few
3. little
4. many

Kies het juiste woord dat in de zin past.

''I've got ...... questions for you.''

1. much
2. a few
3. little
4. many

Geef de juiste ''tag question''.

That dog isn't old, .....?

Geef de juiste ''tag question''.

You don't know Tim, .....?

Geef de juiste ''tag question''.

Lisa and Amy like to dance, ......?

Geef de juiste ''tag question''.

He likes Sally, ......?

Geef de juiste ''tag question''.

Sam and John are fast, .... ?

Time left?

Do anything you can to prepare yourself for the test. Good luck!