Examenvoorbereiding lezen/luisteren 3F

Examenvoorbereiding lezen/luisteren 
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1-4

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Examenvoorbereiding lezen/luisteren 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Het examen
  • Centraal examen lezen & luisteren: 17 februari
  • Daltonlaan
  • 120 minuten 
  • Passend examineren? 30 minuten extra tijd.
  • Eerste helft: lezen (2/3 teksten)
  • Tweede helft: luisteren (2/3 fragmenten) 
  • +/- 55 meerkeuzevragen

Slide 3 - Slide

Aanpak


 Begin altijd met oriënterend lezen, dan weet je snel waar de tekst over gaat.

1) Bekijk de titel
2) Lees de tussenkopjes
3) Lees de inleidingsalinea en de slotalinea





Slide 4 - Slide

Soorten examenvragen
  • Tekstbegrip:  - Wie zegt wat over …?
                                  - Wat is volgens de tekst waar?
                                  - Wat staat er in de tekst over….

  • Woordbegrip:         - Wat wordt er bedoeld met ….
                                            - In de tekst staat … wat wordt hiermee bedoeld? 

  • Tekstdoelen:          - Wat is het doel van de schrijver met deze tekst? 

Slide 5 - Slide

Soorten examenvragen
  • Samenvatten/begrijpen:  - Wat is het onderwerp van de tekst of alinea?
                                                            - Wat is een goede samenvatting van de tekst?

  • Verwijswoorden, signaalwoorden:  - Waarnaar verwijst een woord?
                                                                                   (deze, dit, maar, tenslotte)

  • Mening: - Wat is de mening van de schrijver?
                        - Welke argumenten gebruikt de schrijver?

Slide 6 - Slide

Vragen over tekstdoelen - welke vier tekstdoelen zijn er ook al weer?

Slide 7 - Open question

Vragen over onderwerp en hoofdgedachte
Onderwerp - waar gaat de tekst over in een of enkele woorden?

Hoofdgedachte - wat wordt er in één zin over dat onderwerp gezegd in de tekst ? (Ook wel: de kortst mogelijke samenvatting van de tekst)

Slide 8 - Slide

In welk tekstdeel wordt de hoofdgedachte vaak herhaald of samengevat?
A
In de inleiding
B
In de titel
C
In de tweede alinea
D
In het slot

Slide 9 - Quiz

Vragen over    tekstverbanden
Tekstverbanden
Wat voor een verband hebben twee of meerdere alinea's met elkaar?

Signaalwoorden
Woorden die een signaaltje afgeven waaraan je het tekstverband kunt herkennen.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden maar, toch en echter?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
reden
D
conclusie

Slide 12 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de   
 signaalwoorden want en omdat?
A
opsomming
B
conclusie
C
tegenstelling
D
reden

Slide 13 - Quiz


 Op welk tekstverband wijzen de  
 signaalwoorden daardoor en zodat?
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
conclusie
D
tegenstelling

Slide 14 - Quiz


 Om welk tekstverband gaat het hier?
 Ik kreeg een hapje en een drankje. 
A
reden
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 15 - Quiz


 In welke zin wijzen de signaalwoorden  
 op een volgorde in tijd?
A
Ik wil langskomen. Ik heb echter geen tijd.
B
Eerst ga ik sporten, daarna kom ik langs.
C
Ik heb tijd om langs te komen en ook veel zin.
D
Ik kom langs, omdat ik daar veel zin in heb.

Slide 16 - Quiz

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

  door

  slecht

Slide 17 - Drag question

Tekstverband = uitleg
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar

Slide 18 - Drag question

Vragen over de functie van een tekstdeel
Bijvoorbeeld:
  1. Wat is de functie van de eerste vetgedrukte alinea?
  2. Wat is de bedoeling van het tekstdeel in het kader?

Let op:
  • De inhoud van de tekst
  • De plaats van een tekstdeel (inleiding / slot)
  • De vormgeving en manier van presenteren

Slide 19 - Slide

Welke functies kan een inleiding van een tekst hebben?
A
Nieuwsgierig maken
B
Onderwerp introduceren
C
Conclusie geven
D
Aankondigen hoe de tekst in elkaar zit

Slide 20 - Quiz

Vragen over feiten en meningen - wat is het verschil tussen feiten en meningen?

Slide 21 - Open question

Standpunten en argumenten
Standpunt - de mening die iemand over een onderwerp heeft.
Ik vind dat... / Mijn mening is...

Argument - redenen waarmee je een ander overtuigt om er net zo over te denken.
Want, daarom, omdat, 

Slide 22 - Slide

Wat zijn aanwijzingen voor een betrouwbare tekst?
A
Voor- en tegenstanders komen allebei aan het woord.
B
De auteur of programmamaker neemt zelf een duidelijk standpunt in.
C
Feiten worden objectief beschreven en de bronnen worden vermeld.

Slide 23 - Quiz

Hoe kun je je voorbereiden?
  1. Ga naar:  
  2. Facet, mbo-examens NL 3F 
  3. Ga aan de slag met de opdrachten



Zie link op volgende pagina:

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Link