Leg aan elkaar de woorden uit.
- Kijk eens welke woorden je al samen kent.
- Leg de woorden aan elkaar uit
*praat Nederlands
* leg uit in het Nederlands
Wat betekent " de lepel" ?
Je kan er mee eten. (Wat kan je ermee doen?)
Wat betekent "groot"?
Het is niet klein maar groot. (tegenovergestelde)
Wat betekent "bedelen" ?
Dat doe je op straat, je wilt geld hebben. (waar doe je dat en waarom?