Par. 2.3: Opbouw tekst/verkennend lezen

Lesdoelen 
- De tekstdelen inleiding, kern en slot herkennen 
(Opbouw van de tekst)
- Verkennend lezen
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lesdoelen 
- De tekstdelen inleiding, kern en slot herkennen 
(Opbouw van de tekst)
- Verkennend lezen

Slide 1 - Slide

22 oktober 2024
Wat: Par. 2.3
Wanneer: 13:30-14:20
Hoe: Gezamelijk/zelfstandig werken
Klaar: Par. 2.3 opdrachten
HW: Par. 2.3 opdrachten/Zie magister
Lesdoel: Zie vorige slide!
Taaldoel: Woorden van par. 2.3

Slide 2 - Slide

Alinea
Titel
Tussenkopjes
Deel(onderwerp)
Par. 1.3

Slide 3 - Mind map

Afbeelding

Slide 4 - Slide

Titel en tussenkopjes
  • Een titel herkennen
    Letters van een titel zijn meestal groter en/of vetgedrukt

  • (Tussen)kopjes (deelonderwerpen) herkennen
    Letters zijn meestal vetgedrukt en vertellen waarover dat tekstgedeelte gaat

Slide 5 - Slide

Het onderwerp van een tekst
Onderwerp van de tekst vinden:
- Lees de titel.
- Kijk naar de woorden die vet- of schuingedrukt zijn (tussenkopjes).
- Bekijk de plaatjes.
- Stel jezelf de vraag: 'Waarover gaat deze tekst?'


Slide 6 - Slide

Wat is een alinea?
 Een alinea is een tekstblokje van twee of meer zinnen die bij elkaar horen. In een alinea staat een stukje van het onderwerp. De zinnen van een alinea schrijf je direct achter elkaar.

Slide 7 - Slide

Alinea's herkennen

Slide 8 - Slide

Alinea herkennen
 - Een alinea begint altijd op een nieuwe regel.
- Soms staat er een witregel tussen twee alinea's.
- Soms begint de eerste regel van een nieuwe alinea met een stukje wit. Dat noem je inspringen.
- De laatste zin van een alinea loopt meestal niet door tot het einde van de regel.

Slide 9 - Slide

Deelonderwerp
- Tekstgedeelte dat een deel van het onderwerp behandelt.

 


Slide 10 - Slide

Opbouw tekst

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Uit welke drie onderdelen is een tekst opgebouwd?

Slide 13 - Open question

Opbouw tekst

Slide 14 - Slide

Functies van de inleiding
Inleiding: lezer alvast nieuwsgierig maken:

  • Onderwerp van de tekst noemen
  • Stellen van een vraag over het onderwerp
  • Herkenbaar, opvallend of grappig verhaaltje vertellen

Slide 15 - Slide

Inleiding, middenstuk en slot



  • Het middenstuk is het langste deel van de tekst.
  • Het middenstuk bevat de meeste informatie.
  • Verschillende deelonderwerpen.

Slide 16 - Slide

Functies van het slot
slot: afsluiten van de tekst

  • Korte samenvatting geven
  • Advies geven of een oproep doen

Slide 17 - Slide

Hoe ziet dat eruit?
Alinea 1: Inleiding
Alinea 2: Middenstuk (deelonderwerp)
Alinea 3: Middenstuk (deelonderwerp)
Alinea 4: Middenstuk (deelonderwerp)
Alinea 5: Slot

Slide 18 - Slide

Wat is het verschil tussen verkennend en nauwkeurig lezen?

Slide 19 - Slide

Verkennend lezen
Verkennend lezen doe je zo:
• Lees de titel en de tussenkopjes.
• Lees de eerste en de laatste alinea.
• Lees de woorden die vet- of schuingedrukt gedrukt zijn.
• Bekijk de plaatjes en lees de tekst bij de plaatjes.
• Lees de informatie onder de tekst (de bron).

Slide 20 - Slide

Nauwkeurig lezen
Om precies te weten wat er in een tekst staat, lees je hem nauwkeurig. Je leest de tekst met aandacht, zin voor zin.

Slide 21 - Slide

Hoe herken je de opbouw van een tekst?
A
Tussenkopjes
B
Inleiding dikgedrukt
C
Afbeeldingen
D
Alinea's

Slide 22 - Quiz

Wat is de bedoeling van de inleiding?
De inleiding is bedoeld om
A
de mening van de schrijver duidelijk te maken
B
een aantal deskundigen te introduceren
C
een uitleg te geven over de opbouw van de tekst
D
het onderwerp van de tekst aan te kondigen

Slide 23 - Quiz

Uit welke drie onderdelen bestaat de opbouw van een tekst?
A
Titel, tussenkopjes, plaatjes
B
Lettergrootte, lettertype, kleur
C
Inleiding, middenstuk, slot

Slide 24 - Quiz

Wat is verkennend lezen?
A
De tekst helemaal lezen
B
De tekst globaal lezen.

Slide 25 - Quiz

Verkennend lezen is:
A
Kijken naar de tekst (plaatjes, tussenkopjes, titel, opvallende woorden, bron).
B
Je leest de tekst helemaal door van begin tot eind.
C
Je kijkt alleen naar het stukje tekst dat past bij de vraag.

Slide 26 - Quiz

Verkennend lezen doe je ....
A
voordat je een tekst gaat lezen
B
nadat je een tekst hebt gelezen

Slide 27 - Quiz

Wat hoort NIET bij verkennend lezen?
A
de titel lezen
B
de plaatjes kijken
C
de bron bekijken
D
de vragen beantwoorden

Slide 28 - Quiz