This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 100 min
Items in this lesson
Examentraining 3
Rekenen aan (verbrandings)-reacties
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je kunt een reactievergelijking kloppend maken.
Leerdoelen
Je kunt reactievergelijkingen opstellen bij situaties.
Je kunt rekenen met massaverhoudingen.
Je kunt rekenen met dichtheid.
Je kunt de regels over significantie toepassen.
Je kent de theorie over verbrandingsreacties.
Je kent een aantal reagentia.
Slide 2 - Slide
VERBRANDINGEN
Slide 3 - Slide
Verbranding
Bij een verbranding zijn zuurstof, brandstof en ontbrandingstemperatuur nodig.
Er ontstaan verbrandingsproducten. Dit zijn oxiden van de stof die je verbrandt.
Als je koper verbrandt krijg je koperoxide. Als je calcium verbrandt krijg je calciumoxide.
Als je koolwaterstoffen verbrandt krijg je de oxide van C en de oxide van H.CO2 en H2O!
Slide 4 - Slide
Verbrandingsproducten
Element
Symbool
Naam van oxide
Formule
Koolstof
C
Koolstofdioxide
Waterstof
H
Water
Zwavel
S
Zwaveldioxide
CO2
H2O
SO2
Slide 5 - Slide
Verbrandingsverschijnselen
- Vlammen (een gas dat zo heet is geworden dat het gaat gloeien.)
- Rook (zeer fijn verdeelde vaste deeltjes in een gas)
- Vonken (kleine vaste deeltjes die zo heet zijn dat ze gloeien.)
- Asresten (vaste stoffen)
Slide 6 - Slide
Onvolledige verbranding
Te weinig zuurstof
Gele vlam
Bij onvolledige verbranding van koolwaterstoffen kunnen deze stoffen ontstaan:
Roet (pas op! kan opnieuw in de brand vliegen.)
CO (dodelijk gas!)
CO2 & H2O
Volledige verbranding
Voldoende zuurstof
Blauwe vlam
Bij de volledige verbranding van koolwater-stoffen ontstaan koolstofdioxide en water.
Slide 7 - Slide
Verbranding in je lichaam!
Let op! Bij scheikunde zetten we 'energie' of warmte nooit in een reactievergelijking!
Slide 8 - Slide
Herman trapt zijn sigaar uit op de grond. Welke verbrandingsvoorwaarde neemt hij weg?
A
Ontbrandingstemperatuur
B
Brandstof
C
Zuurstof
Slide 9 - Quiz
De brandweer spuit de huizen naast een brandende winkel nat om te voorkomen dat zij ook vlam vatten. Welke verbrandingsvoorwaarde wordt hierbij weggenomen?
A
Ontbrandingstemperatuur
B
Brandstof
C
Zuurstof
Slide 10 - Quiz
In het bos zijn speciale brandgangen gemaakt zodat als er een bosbrand uitbreekt het vuur niet kan overslaan op de volgende rij bomen. Welke verbrandingsvoorwaarde wordt hierbij weggenomen?
A
Ontbrandingstemperatuur
B
Brandstof
C
Zuurstof
Slide 11 - Quiz
Bas gebruikt een brander. Hij ziet een gele vlam. Is er sprake van een volledige of onvolledige verbranding?
A
Volledig
B
Onvolledig
Slide 12 - Quiz
Welke stof ontstaat er als je magnesium verbrandt? Geef de naam.
Slide 13 - Open question
Slide 14 - Video
01:22
Welke stof werd hier met behulp van helder kalkwater aangetoond?
A
Koolstofdioxide
B
Water
C
Koolstofmono-oxide
D
Methaan
Slide 15 - Quiz
02:30
Welke stof wordt hier aangetoond met behulp van de reagens wit kopersulfaat?
A
Blauw kopersulfaat
B
Lucht
C
Water
D
Koolstofdioxide
Slide 16 - Quiz
04:26
Welke twee stoffen ademen we uit?
A
H2O en CO2
B
H2O en CO
C
H en CO2
D
H en SO2
Slide 17 - Quiz
Wat is een reagens?
Wit kopersulfaat wordt blauw in contact met water. Wit kopersulfaat is een reagens voor water.
Helder kalkwater wordt troebel in contact met koolstofdioxide. Helder kalkwater is een reagens voor koolstofdioxide.
Slide 18 - Slide
Naam reagens
Wat zie je ?
Welke stof toon je aan?
Wit kopersulfaat
Wit kopersulfaat wordt blauw.
Water
Gloeiend stukje hout
Hout gaat feller gloeien.
Zuurstof
Helder kalkwater
Kalkwater wordt troebel.
Koolstofdioxide
Vlammetje
Je hoort 'plop'
Waterstof
Overzicht reagentia
Neem dit overzicht over in je schrift.
Slide 19 - Slide
SIGNIFICANTIE
Slide 20 - Slide
Optellen / Aftrekken
Als je getallen bij elkaar optelt of aftrekt wordt het antwoord in niet meer decimalen geschreven dan het kleinste gegeven getal.
2,3 + 1,35 =
1+2,43 =
Vermenigvuldigen / Delen
Tel het aantal significante cijfers en geef antwoord in het kleinste aantal. Wat is een significant cijfer? Alle cijfers behalve voorloopnullen. 0,004500 = 4, 567 = 2,00 x 3,2 =
12 x 3, 123 =
Slide 21 - Slide
Hoeveel significante cijfers heeft het getal: 5,67
A
3
B
2
C
1
D
0
Slide 22 - Quiz
Hoeveel significante cijfers heeft het getal: 0,021
A
3
B
2
C
1
D
0
Slide 23 - Quiz
Hoeveel significante cijfers heeft het getal: 0,0210
A
3
B
2
C
1
D
0
Slide 24 - Quiz
Hoeveel significante cijfers heeft het getal: 1,0982
A
3
B
5
C
1
D
4
Slide 25 - Quiz
Hoeveel significante cijfers heeft het getal: 0,0006
A
3
B
5
C
1
D
4
Slide 26 - Quiz
Reken uit: 1,35 + 4,1 =
timer
1:00
Slide 27 - Open question
Reken uit: 1,35 + 4 =
timer
1:00
Slide 28 - Open question
REACTIEVERGELIJKINGEN
In een reactieschema gebruik je alleen woorden. Water --> waterstof + zuurstof
In een reactievergelijking gebruik je molecuulformules en maak je kloppend. 2 H2O --> 2 H2 + O2
Slide 29 - Slide
Pieter verbrandt een stukje magnesium. Er is voldoende zuurstof aanwezig. Schrijf de reactievergelijking op.
Slide 30 - Open question
Mike zit op de camping en is aan het koken op butaangas. Er is voldoende zuurstof aanwezig. Schrijf de reactievergelijking op.
Slide 31 - Open question
Menno ontleedt zilverchloride met behulp van licht. Schrijf de reactievergelijking op.
Slide 32 - Open question
Door elektrolyse wordt er uit aluminiumoxide aluminium gewonnen. Bereken hoeveel kg aluminium uit 40,00 kg aluminiumoxide kan worden gewonnen.
Slide 33 - Open question
Achmed verbrandt 20 gram koper. Er is voldoende zuurstof aanwezig. Hoeveel gram koperoxide kan er dan ontstaan?
Slide 34 - Open question
Bij de volledige verbranding van methaan is 20,0 kg koolstofdioxide ontstaan. Hoeveel methaan is er verbrandt?
Slide 35 - Open question
Van een stukje goud is de dichtheid 19,3 g/cm3 De massa van het stukje goud is 55 gram. Wat is het volume van dit stukje goud?
Slide 36 - Open question
Van een stukje goud is de dichtheid 19,3 g/cm3 De volume het stukje goud is 120 cm3. Wat is de massa van dit stukje goud?
Slide 37 - Open question
De massa van een bepaalde stof is 2225 gram en het volume 250 cm3 Wat is de dichtheid van deze stof?
Slide 38 - Open question
Wat vond je goed aan deze examentraining?
Slide 39 - Open question
Heb je nog verbeterpunten voor deze examentraining?
Slide 40 - Open question
Heb je nog iets gemist tijdens de examentrainingen scheikunde?