v3 K&W h.6

Leerdoelen h.6 K&W
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1,3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Leerdoelen h.6 K&W

Slide 1 - Slide

Q.. = -2p + 600
dit is een voorbeeld van
A
een vraaglijn
B
een aanbodlijn

Slide 2 - Quiz

Betalingsbereidheid gaat over
A
de vraaglijn
B
de aanbodlijn

Slide 3 - Quiz

Hoe heet het snijpunt van de vraaglijn en de aanbodlijn?
Wat is de economische betekenis van dit snijpunt?

Slide 4 - Slide

Vul het juiste woord in op de stippellijntjes.

Economen maken vaak onderscheid tussen vraag en aanbod. De …(1)… van de consument wordt weergegeven in een grafiek door de …(2)… Hierbij geldt dat de vraag naar een goed of dienst …(3)…, als de prijs ervan stijgt.
De leveringsbereidheid van de producent of …(4)…, kunnen we ook tekenen. Deze grafiek loopt normaliter …(5)…; hoe hoger de prijs, des te …(6)… aanbod er zal zijn.
Als de omstandigheden goed zijn en vraag en aanbod vrij spel krijgen, leidt hun samenspel tot een …(7)… Hierin zijn vraag en aanbod aan elkaar gelijk. Er is dan …(8)… sprake van een overschot of tekort van vraag en/of aanbod.


Slide 5 - Slide

Vul het juiste woord in op de stippellijntjes.

Economen maken vaak onderscheid tussen vraag en aanbod. De …(1)… van de consument wordt weergegeven in een grafiek door de …(2)… Hierbij geldt dat de vraag naar een goed of dienst …(3)…, als de prijs ervan stijgt.
De leveringsbereidheid van de producent of …(4)…, kunnen we ook tekenen. Deze grafiek loopt normaliter …(5)…; hoe hoger de prijs, des te …(6)… aanbod er zal zijn.
Als de omstandigheden goed zijn en vraag en aanbod vrij spel krijgen, leidt hun samenspel tot een …(7)… Hierin zijn vraag en aanbod aan elkaar gelijk. Er is dan …(8)… sprake van een overschot of tekort van vraag en/of aanbod.

1 = betalingsbereidheid   2 = vraaglijn   3 = daalt        4 = aanbieder
5 = omhoog      6 = meer / groter het       7 = evenwicht            8 = geen



Slide 6 - Slide

Marktmechanisme
Stel dat de prijs onder de evenwichtsprijs ligt.
Er is dan sprake van een vraagoverschot: de de gevraagde hoeveelheid is bij die prijs groter dan de aangeboden hoeveelheid.
Het gevolg is dat de prijs gaat stijgen, waardoor de vraag zal afnemen en het aanbod zal toenemen.
Deze prijsstijging en daardoor vraag- een aanbodverandering gaan door totdat er evenwicht is: Qa = Qv.

Slide 7 - Slide

Het markt- of prijsmechanisme
Stel dat de prijs boven de evenwichtsprijs ligt.
Er is dan sprake van een  aanbodoverschot: de de aangeboden hoeveelheid is bij die prijs groter dan de gevraagde hoeveelheid. 
Het gevolg is dat de prijs gaat dalen, waardoor de vraag zal toenemen en het aanbod zal afnemen. 
Deze prijsdaling en daardoor vraag- een aanbodverandering gaan door totdat er evenwicht is: Qa = Qv.

Slide 8 - Slide

Marktevenwicht
Het evenwicht dat ontstaat door vraag en aanbod (het prijsmechanisme) is STABIEL.
De markt heeft altijd de neiging om naar het evenwicht te bewegen. 

Slide 9 - Slide

Zelf oefenen met vraag en aanbod:
bouwsteen 6.1 a t/m d
Maak nu in groepjes de vragen a t/m d van bouwsteenopgave 6.1.

Slide 10 - Slide

kopen voor eigen behoeften
kopen om te produceren
consumeren
investeren

Slide 11 - Drag question

noodzakelijke levensbehoeften
minder noodzakelijke goederen
primaire goederen en diensten
luxe goederen en diensten

Slide 12 - Drag question

Welke vraaglijn hoort bij een primair goed en welke bij een luxe goed?
Tip: bepaal de Qv bij 2  prijzen en kijk hoe groot het verschil is

Slide 13 - Slide

Luxe goed: de vraag verandert erg als de prijs verandert (prijs is belangrijk)
Primair goed: een prijsverandering leidt nauwelijks tot vraagverandering 

Slide 14 - Slide

Is de huizenmarkt een abstracte of een concrete markt?

Slide 15 - Open question

h.6 opgave 18

Slide 16 - Slide

h.6 opgave 19
De gevraagde hoeveelheid verandert
* als de prijs verandert  -> op dezelfde vraaglijn andere p en q
* als de betalingsbereidheid verandert  -> de vraaglijn verschuift!

de betalingsbereidheid wordt bepaald door:
* de voorkeuren / behoeften
* het inkomen
* de prijs van andere producten
tot slot bepaalt ook het aantal vragers hoe de collectieve vraaglijn loopt

Slide 17 - Slide

h.6 opgave 19
de aangeboden hoeveelheid verandert:
* als de marktprijs verandert  -> op dezelfde aanbodlijn andere p en q
* als de leveringsbereidheid verandert  -> de aanbodlijn verschuift

de leveringsbereidheid wordt bepaald door:
* de productiekosten
* de natuurlijke omstandigheden (bij landbouw en visserij bijv.)
ook het aantal aanbieders bepaalt hoe de collectieve aanbodlijn loopt

Slide 18 - Slide

h. 6.3: de arbeidsmarkt
arbeidsmarkt = totale vraag naar en aanbod van arbeid   -> abstracte markt 
product dat wordt verhandeld = arbeid     let op: = arbeidskracht (niet: werk)
prijs = loon
vragers = bedrijven en overheid
aanbieders = mensen (bevolking)

er is niet 1 arbeidsmarkt, maar een heleboel (gescheiden) deelmarkten: een markt voor docenten, een markt voor schilders, een markt voor accountants, enz enz  -> toch passen we hier het marktmechanisme toe!

Slide 19 - Slide

h.6.2.: de arbeidsmarkt vervolg
aanbod van arbeid = beroepsbevolking: iedereen die kan en wil werken
werkgelegenheid = iedereen die werkt: vraag en aanbod hebben elkaar
                                          hier gevonden
* werknemers: werkenden in loondienst
* zelfstandigen: mensen die voor zichzelf werken (zzp'rs)
werklozen = mensen die zich aanbieden, maar naar wie geen vraag is
vacatures = vraag naar arbeid, waarvoor geen aanbod is

Slide 20 - Slide

h.6.2.2: arbeidsproductiviteit
arbeidsproductiviteit (apt) = hoeveelheid producten die een werkende 
                                                             in een bepaalde periode maakt
dit kun je berekenen door de totale productie te delen door het totaal aantal werkenden: apt = productie / werkgelegenheid
de productie kun je meten in hoeveelheden (stuks) of in de waarde (geld)
opgave 6.29
a. 56 mln iphones door 2.000 werkenden: apt = 56 / 2 x 1.000 = 28.000 stuks
b. 46 wkn van 36 uur = 1.656 uur: apt per uur = 28.000 / 1.656 = 16,9 stuks

Slide 21 - Slide

Stel: bbp (productiewaarde) is € 180 mld en arbeidsproductiviteit is € 40.000.
Hoeveel mensen zijn aan het werk?

Slide 22 - Open question

Stel dat de productiewaarde daalt naar € 162 mld en de apt blijft € 40.000. De beroepsbevolking bestaat uit 4,5 mln personen. Hoeveel mensen zijn werkloos?

Slide 23 - Open question

Stel dat de overheid de economie stimuleert, waardoor de werkloosheid daalt tot 5% van de beroepsbevolking van 4,5 mln personen. Hoe hoog is de productie dan?

Slide 24 - Open question

In welke land is de werkgelegenheid afgenomen?
A: apt + 6% en productie + 4%
B: apt +12% en productie + 14%
C: apt -3% en productie -6%

Slide 25 - Open question

h. 6.2.3: flexwerk

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video