H2a - Sports & Passions
1 / 19
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Ex. 5b2
Vul de letters in van de onderwerpen die in de tekst staan.
Vul de letters in van de onderwerpen die in de tekst staan.
Slide 4 - Open question
Ex. 6
Welke twee dingen vindt Élodie leuk aan rugby?
Welke twee dingen vindt Élodie leuk aan rugby?
A
A & D
B
C & D
C
B & C
D
A & C
Slide 5 - Quiz
Ex. 6
In welke twee landen heeft Élodie gespeeld?
In welke twee landen heeft Élodie gespeeld?
Slide 6 - Open question
Ex. 6
Welke droom is uitgekomen voor Élodie?
Welke droom is uitgekomen voor Élodie?
Slide 7 - Open question
Ex. 6
Waarom is Élodie weleens gestrest?
Waarom is Élodie weleens gestrest?
Slide 8 - Open question
Ex. 6
In de toekomst wil Élodie...
In de toekomst wil Élodie...
A
A
B
B
C
C
Slide 9 - Quiz
Ex. 6
' Il faut aimer ça. ' Wat betekent dit?
' Il faut aimer ça. ' Wat betekent dit?
Slide 10 - Open question
Ex. 6
Waar slaat het woordje ça op?
Waar slaat het woordje ça op?
Slide 11 - Open question
Ex. 6
Noteer de twee zinnen met het werkwoord 'pouvoir'
Noteer de twee zinnen met het werkwoord 'pouvoir'
Slide 12 - Open question
Slide 13 - Slide
Vertaal: de voetbal
A
battre
B
le ballon de foot
C
la compétition
D
la passion
Slide 14 - Quiz
Vertaal: de vrijetijdsbesteding
A
les loisirs
B
le tournoi
C
l'équipe
D
la finale
Slide 15 - Quiz
Vertaal: verslaan
A
jouer de la musique
B
créatif
C
lancer
D
battre
Slide 16 - Quiz
Je peux
Tu peux
il peut / elle peut
Nous pouvons
Vous pouvez
ils peuvent / elles peuvent
Jullie kunnen / u kunt
Zij kunnen
Hij/zij kan
Wij kunnen
Ik kan
Jij kunt
