This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Welkom
Communicatie
Slide 1 - Slide
Communicatie
We kennen 2 soorten communicatie:
Verbale communicatie
Non-verbale communicatie
Slide 2 - Slide
Verbale communicatie
Communiceren met gesproken woorden
Communiceren met geschreven woorden (tekst): brief, mail, app, snap etc.
Geluiden / signalen
Muziek
Slide 3 - Slide
Verbale communicatie
Ongeveer 40-45% van onze communicatie is verbaal
Slechts 7-10% daarvan zijn de woorden die we werkelijk uitspreken
De woordkeus bepaalt wel voor een belangrijk deel hoe de boodschap bij de ander overkomt
Overige 35% bestaat uit emotie, intonatie, tempo, pauzes, ademhaling (para-verbaal)
Slide 4 - Slide
Grenzen respecteren
De manier waarop je iets vraagt aan een ander, roept bij die persoon een bepaald gevoel op.
Dit gevoel bepaalt voor een heel groot deel, hoe die persoon richting jou gaat reageren en welk antwoord je gaat krijgen.
Slide 5 - Slide
Grenzen respecteren
De manier van een vraag stellen is vooral heel belangrijk als er iets aan de hand is wat jij onprettig vindt of waar je tegenop ziet.
Als je je vraag onhandig stelt, dan bereik je niet wat je wil, of een situatie loopt zelfs uit de hand.
Als je de vraag op een andere manier zou stellen, bereik je misschien wel wat je wilt.
Slide 6 - Slide
Grenzen respecteren
Als jou een vraag gesteld wordt, die bij jou weerstand oproept, betekent dit, dat jouw persoonlijke grens is bereikt.
Vanaf dat moment is er van jouw kant geen bereidheid meer om positief te reageren op de vraag die je gesteld wordt.
Je reageert geërgerd terug, of je bent niet eens meer bereid om aan het verzoek te voldoen, ongeacht wat de vraag was.
Slide 7 - Slide
Oefening 'hoe reageer je'
Ga zo in tweetallen tegenover elkaar staan
Je krijgt een aantal situaties. Eerst reageer je hoe je denkt dat het NIET moet, daarna hoe het WEL moet.
Wissel van rol bij elke beschreven situatie
Na elke situatie bespreken we kort wat de reactie met je doet
Slide 8 - Slide
Voorbeeld situatie
Iemand die achter jou zit in de klas, tikt steeds tegen je stoel aan. Je wil dat dit stopt.
Vraag: Hé! Stop eens met dat getik!
Antwoord: uhh nee, ik ga lekker door!
Vraag: Zou je willen stoppen met tikken?
Antwoord: Ja, is goed.
Slide 9 - Slide
Situatie
Je ziet die ene klasgenoot die je stom vindt en die zegt hoi tegen je. Hoe reageer je?
Slide 10 - Slide
Situatie
Je moet samenwerken met iemand en je kent elkaar niet. Wat zeg je en hoe reageer je op elkaar?
Slide 11 - Slide
Situatie
Iemand blijft je met vervelende bijnamen aanspreken. Wat zeg je tegen die persoon en hoe reageert de ander daarop?
Slide 12 - Slide
Situatie
Jullie krijgen les van een docent die je niet mag. Een van jullie geeft aan dat je geen zin hebt in de les en wat je van de docent vindt. Hoe reageer je?
Slide 13 - Slide
Situatie
Je hoort je klasgenoot vervelend doen/over de grens gaan bij een andere klasgenoot. Wat zeg je?
Slide 14 - Slide
1. Je gaat terug naar een winkel om een kledingstuk te ruilen, dat je achteraf gezien toch niet mooi vindt.
Slide 15 - Open question
2. Je hebt een aantal slechte cijfers gehaald en dat moet je thuis gaan vertellen.
Slide 16 - Open question
3. Iemand dringt voor bij de bakker, waar jij al even staat te wachten om geholpen te worden.
Slide 17 - Open question
4. Je hebt een werkstuk nog niet af en dat moet je aan de docent gaan vertellen die altijd heel streng is.
Slide 18 - Open question
5. Je hebt iets van iemand geleend, maar het is kapot gegaan. Je moet dit gaan vertellen.
Slide 19 - Open question
6. Je zit naast iemand, maar je wilt eigenlijk liever naast iemand anders gaan zitten.