Les 4 Klinisch redeneren: klinische probleemstelling

Les 4 Klinisch redeneren: klinische probleemstelling en aanvullend onderzoek
1 / 13
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Les 4 Klinisch redeneren: klinische probleemstelling en aanvullend onderzoek

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Inhoud les
Stap 2 en stap 3 klinisch redeneren

Redeneerhulpmiddelen verzamelen in je presentatie: a t/m d.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Stap 2
In stap 1 heb je de situatie in beeld gebracht.
 Nu moet je dit klinisch beeld koppelen aan je vakkennis: je formuleert een klinische probleemstelling.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Klinische probleemstelling
  • Wat is er lichamelijk aan de hand?
  • Wat is de psychische situatie van de zorgvrager?
  • Welke rol spelen eerder gediagnosticeerde ziekten en het ziektegedrag in de huidige situatie?
  • Welke invloed heeft de omgeving van de zorgvrager op zijn gezondheidssituatie?
  • Welke invloed hebben de vier voorgaande factoren op elkaar?




Slide 4 - Slide

klinisch beeld koppelen aan je vakkennis
Belang van klinische probleemstelling
  • richting geven aan het vervolg van je redeneerproces;
  • een keuze maken voor (eventueel) aanvullend onderzoek;
  • problemen die prioriteit hebben onderscheiden van problemen die kunnen wachten;
  • vooruitdenken over de vervolgstappen



Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Om deze klinische probleemstelling te bevestigen of verwerpen doe je aanvullend onderzoek of vraag je aanvullend onderzoek aan.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Stap 3: Aanvullend onderzoek
  • Welk(e) aanvullend(e) onderzoek(en) is/zijn er nodig?
  • Is er een vorm van aanvullend onderzoek die ik kan inzetten?
  • Welke vormen van aanvullend onderzoek zou ik de arts kunnen voorstellen?
  • Mag/kan een bepaald type aanvullend onderzoek wel of juist niet bij deze zorgvrager worden ingezet?




Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Belang van aanvullend onderzoek
  • te onderzoeken of je jouw klinische probleemstelling kunt bevestigen of verwerpen;
  • een duidelijke of nieuwe richting te geven aan het klinisch redeneerproces;
  • een verantwoorde onderbouwing te hebben voor het bepalen van het klinisch beleid (de volgende stap)


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Welke aanvullende onderzoeken
kan jij als zorgverlener doen?

Slide 9 - Mind map

This item has no instructions

Aanvullend onderzoek door verpleegkundige/verzorgende
  • een heteroanamnese afnemen;
  • aanvullende metingen doen: sticken van urine, urineretentie bepalen, de bloedglucose meten of de zorgvrager wegen, pupillen controleren, saturatie meten, bloeddruk, pols, ademhalingsfrequentie


Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Aanvullend onderzoek
  • lichamelijk onderzoek: inspectie, palpatie, percussie, auscultatie;
  • laboratoriumonderzoek: bloed, urine, sputum, ontlasting, uitstrijkje/kweken, punctie/biopten;
  • beeldvormend onderzoek: echografie, röntgenonderzoek, scintigrafie,  CT scan, PET scan, MRI scan, endoscopie
  • functieonderzoek: EEG, longfunctieonderzoek, ECG



Slide 11 - Slide

Bij palpatie let de arts op de grootte en vorm van verschillende delen van het lichaam, bijvoorbeeld de lever. De arts tast met twee handen het gebied af en voelt daarmee bijvoorbeeld ongebruikelijke zwellingen of warmte.

Percussie is het bekloppen van de zorgvrager. Door bijvoorbeeld op de buik of de borstkas te kloppen, is het mogelijk om aan het geluid te horen of zich daaronder lucht of een orgaan bevindt. 
Uitkomsten bij aanvullend onderzoek
  • alvast te 'voorspellen' welke complicaties er zouden kunnen optreden;
  • alert te zijn op de symptomen die bij de verwachte uitkomst of verwachte complicaties horen;
  • alvast na te gaan wat jij zou kunnen doen in deze situaties.


Slide 12 - Slide

This item has no instructions

ZV 2-4.3 
3c en 3d

Slide 13 - Slide

Start maken met verzamelen voor 3a en 3b.