Werkwoordvormen regelmatige werkwoorden (tegenwoordige tijd / das Präsens)
1. Begin met het bepalen van de stam. Hoe doe je dat?
2. Kies de juiste uitgang.
3. TIP: Kijk naar pers. voornaamwoorden in de zin (ich, er, sie). Dan weet je over welke persoonsvoorm het gaat (1de, 2de, 3de).