HNE Duits V2 wk1_les2 NK! Kap1/L1

Herzlich Willkommen im Deutschunterricht!
Heute wiederholen wir:
die regelmäßigen Verben 
Donnerstag, 19. September 

1 / 31
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Herzlich Willkommen im Deutschunterricht!
Heute wiederholen wir:
die regelmäßigen Verben 
Donnerstag, 19. September 

Slide 1 - Slide

Was machen wir heute?
- Rätsel
- wir fangen an mit dem Buch
- erste Grammatik!
- selbständig arbeiten

Slide 2 - Slide

Am Ende dieser Stunde...
- weten jullie waar het ezelsbruggetje "feesttenten" je bij kan helpen.
- kunnen jullie de regelm. werkwoorden in de tegenw. tijd vervoegen

Slide 3 - Slide

Rätsel
Ik ben een Bundesland en een stad. Dit is mijn skyline. Welke stad ben ik?

Slide 4 - Slide

Buch
Kapitel 1
Lektion 1 - Zusammen: Seite 9, Übung 4 / Übung 5
Individuel:

Slide 5 - Slide

Jetzt ein bisschen Grammatik
Meelezen? Seiten 11 + 12 
LOG IN in LessonUP

Slide 6 - Slide

regelmatige werkwoorden / zwakke werkwoorden in het Duits
ich 
du
er / sie / es

wir
ihr
sie / Sie
ik
jij
hij / zij / het

wij
jullie
zij / u
Persoonlijk voornaamwoord =
Personal Pronomen

Slide 7 - Slide

hele werkwoord = spielen

ich 
du
er / sie / es

wir
ihr
sie / Sie
STAM
spiel -
spiel - 
spiel - 

spiel - 
spiel - 
spiel - 
STAP 1: 
maak de stam van het werkwoord, dus min -en

Slide 8 - Slide

hele werkwoord = spielen

ich 
du
er / sie / es

wir
ihr
sie / Sie
STAM
spiel -
spiel - 
spiel - 

spiel - 
spiel - 
spiel - 
STAP 2: 
plak de juiste uitgang achter de juiste persoon
uitgangen
e
st 

en 
en 

Slide 9 - Slide

hele werkwoord = spielen

ich 
du
er / sie / es

wir
ihr
sie / Sie
STAM
spiel -
spiel - 
spiel - 

spiel - 
spiel - 
spiel - 
De ezelsbrug is dus: (fe)esttenten

(f
e)
e
st 

en 
en 

Slide 10 - Slide

Stappenplan 
Werkwoordvormen regelmatige werkwoorden      (tegenwoordige tijd / das Präsens)

1. Begin met het bepalen van de stam. Hoe doe je dat?
2. Kies de juiste uitgang.
3. TIP: Kijk naar pers. voornaamwoorden in de zin (ich, er, sie). Dan weet je over welke persoonsvoorm het gaat (1de, 2de, 3de).

Slide 11 - Slide

Snap je dit?
Ik snap het
Ik snap het een beetje
Ik snap het niet

Slide 12 - Poll

Wat is de stam van "spielen"?

Slide 13 - Open question

Wat is de stam van "kommen"?

Slide 14 - Open question

Wat is de stam van "wohnen"?

Slide 15 - Open question

Wat is de stam van "kaufen" (kopen)?

Slide 16 - Open question

Vul de juiste vervoeging van "machen" in:
Warum ... er das?
A
machen
B
macht
C
mache
D
machst

Slide 17 - Quiz

wohnen
Der Mann ... in Australien
A
wohnen
B
wohne
C
wohnst
D
wohnt

Slide 18 - Quiz

kochen
Wir .... heute Pasta.
A
kochen
B
kocht
C
kochst
D
koche

Slide 19 - Quiz

lieben
... du deine Freundin?
A
liebe
B
lieben
C
liebt
D
liebst

Slide 20 - Quiz

Snap je het?
Ik snap het
Ik snap het een beetje
Ik snap het niet

Slide 21 - Poll

Slide 22 - Slide

Bijzonderheid

Slide 23 - Slide

meteen een bijzonderheid: 
werkwoorden met stam  eindigend op -ß / -s / -ss / -x / -z

ich 
du
er / sie / es

wir
ihr
sie / Sie
fixen
STAM
fix -
fix - 
fix - 

fix- 
fix - 
fix- 
Ezelsbrug is: 
(fe)esttenten

heißenSTAM
heiß -
heiß
heiß - 

heiß - 
heiß - 
heiß - 

Slide 24 - Slide

meteen een bijzonderheid: 
werkwoorden met stam  eindigend op -ß / -s / -ss / -x / -z

ich 
du
er / sie / es

wir
ihr
sie / Sie
fixen
STAM
fix -
fix
fix - 

fix- 
fix - 
fix- 
Ezelsbrug is: 
(fe)esttenten

(f
e)
e
s t 

en 
en 
heißenSTAM
heiß -
heiß
heiß - 

heiß - 
heiß - 
heiß - 
(f
e)
e
s t 

en 
en 

Slide 25 - Slide

Hoe ver ben ik?
Ik snap het
Ik snap het een beetje
Ik snap het niet

Slide 26 - Poll

Vul de vervoeging van "heißen" aan
Er ... Michael
A
heiße
B
heißt
C
heißen
D
heißet

Slide 27 - Quiz

Vul de vervoeging van "sitzen" in
Du ... auf einen Stuhl.
A
sitze
B
sitzst
C
sitzt
D
sitzen

Slide 28 - Quiz

Vul de juiste vervoeging in:
Du ... (kaufen) ein neues Buch.

Slide 29 - Open question

Buch
Jetzt mache: Kapitel 1, Übung 7 bis 9

Hausaufgaben Montag September 5.
Fertig: Übung 2 bis 9 / lernen Wörter Lektion 1:  
Lernecke Seite 48 + Grammatik A (S. 11)

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide