Samenvatten 4.1 en 4.2

Je hebt alleen je boek en een pen of potlood nodig!
1 / 12
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Je hebt alleen je boek en een pen of potlood nodig!

Slide 1 - Slide

Hoe ontstond in Europa rond het jaar 1000 weer een landbouwstedelijke samenleving?
Rond het jaar 1000 werd een betere ploeg uitgevonden. Hierdoor werd de grond vruchtbaarder en konden boeren meer voedsel produceren. Het deel dat ze zelf niet nodig hadden verkochten ze op de markt (aanbod). De bevolking was verdubbeld, dus er waren genoeg mensen die hun producten wilden kopen (vraag). Steeds meer mensen gingen dicht bij de markt wonen, dan hoefden ze niet zo ver te reizen. Sommige marktplaatsen groeiden uit tot steden. Zo ontstond er weer een landbouwstedelijke samenleving.

Slide 2 - Slide

Hoe ontstonden ambachten? Hoe werd handel belangrijk?
Door de betere ploeg kwam er meer voedsel beschikbaar, dus als boerenzoon kon je iets anders worden dan boer. Sommigen gingen meubels, kleding enz. maken, anderen werden slager of bakker. Mensen die iets met hun handen en/of gereedschap maakten, noemen we ambachtslieden. Zij verkochten hun producten op de markt. Er waren mensen die deze producten kochten en ergens anders weer verkochten (voor meer geld). Deze mensen worden handelaren genoemd. Zij  vervoerden hun producten per schip (de wegen waren slecht), daarom ontstonden veel steden langs het water.

Slide 3 - Slide

Hoe kregen steden stadsrechten? Hoe werden steden bestuurd? 
Inwoners van steden moesten zichzelf beschermen, ze konden geen bescherming zoeken bij een heer. Daarom bouwden ze stadmuren. Dit mocht alleen met toestemming van de edelman van het land. Het recht om bijvoorbeeld een stadsmuur te bouwen, een eigen bestuur te hebben en de eigen burgers te bestraffen worden stadsrechten genoemd. Deze rechten kregen ze dus van de edelman. De steden werden bestuurd door de schout (burgermeester en hoofd van de politie) en schepenen (bestuurders en rechters in een stad). Schout en schepenen kwamen vaak uit rijke families.

Slide 4 - Slide

Waarom waren steden belangrijk voor edelen en koningen?
Edelen en koningen kregen belastinggeld van de steden. Edelen gebruikten dat geld om kastelen te bouwen en ridders te betalen.
Koningen waren eerst afhankelijk van edelen voor ridders. Met het geld dat ze kregen van steden konden ze hun eigen ridders betalen. Deze ridders luisterden alleen naar de koning. Nu maakten koningen zelf wetten en ze stelden rechters aan die in het hele land dezelfde straffen gaven. De koningen gingen hun gebied steeds meer als een eenheid besturen (staatsvorming).

Slide 5 - Slide

Hoe maakte Floris V van Holland een belangrijk gewest?
Floris V had van Holland een rijk en machtig gewest (provincie) gemaakt. Hij had de Friezen verslagen en beheerste de rivieren in het gebied.

Slide 6 - Slide

Welke verschillen waren en tussen horigen en boeren/burgers?
Horigen (begrip uit H3) moesten een deel van de oogst afstaan, moesten onbetaald werken voor hun heer, ze mochten het land niet verlaten en ze mochten niet trouwen met wie ze wilden. Boeren en burgers hadden geen toestemming nodig om te verhuizen en/of te trouwen. Ze hoefden geen deel van de oogst af te staan en ze hoefden niet onbetaald te werken voor de heer. In plaats hiervan betaalden ze belasting.

Slide 7 - Slide

Hoe gingen koningen hun staten meer als eenheid besturen?
Door het belastinggeld dat koningen van de steden kregen konden ze zelf ridders betalen. Deze ridders luisterden alleen naar de koning. De koning maakte wetten die voor het hele land golden en ze stelden rechters aan die in het hele land dezelfde straffen gaven. Op deze manier gingen ze hun stad steeds meer als een eenheid besturen.

Slide 8 - Slide

Waarom wilden burgers meer inspraak?
De burgers wilden voor het betalen van belasting meer terug dan alleen stadsrechten. De burgerij wilde ook hun mening geven als de koning een besluit nam.

Slide 9 - Slide

Hoe machtig was de kerk in de samenleving? Op welke manier?
In de middeleeuwen was de kerk heel machtig. Christenen moesten in Christus en God geloven, bidden en geld geven aan de kerk. Koningen dachten dat God hen de macht had gegeven. Mensen die niet gelovig waren werden gestraft, soms werden ze levend verbrand op de brandstapel.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide