This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Voortplanting
Leerdoelen bs 1 en 2:
Je kunt de delen van het voortplantingsstelsel van een man en vrouw met hun ligging, bouw en functies noemen, in afbeeldingen aanwijzen en hun werking beschrijven.
Je kunt de verschillen in de bouw en functie van zaadcellen en eicellen noemen.
Slide 2 - Slide
Voortplantingsorgaan man
Slide 3 - Slide
Besnijden
• hygiënische reden
• godsdienstige reden
Slide 4 - Slide
Erectie (een stijve)
Slide 5 - Slide
Sperma ( zaadcellen en vocht)
gemiddeld 100 tot 200 miljoen zaadcellen
Slide 6 - Slide
Hoe noemen we deel 4?
A
voorhuid
B
teelbal
C
eikel
D
penis
Slide 7 - Quiz
Welk deel bij de man is gevoelig voor sexuele prikkels (4)?
A
Penis
B
Eikel
C
Teelbal
D
Bijbal
Slide 8 - Quiz
Een penis in grote, stijve toestand
A
erectie
B
masturbatie
C
clitoris
D
eikel
Slide 9 - Quiz
In welk deel van de man ontwikkelen de zaadcellen?
A
Balzak
B
Buikholte
C
Penis
Slide 10 - Quiz
Onderdeel van de penis dat vocht voor de sperma kan maken
A
Eikel
B
Balzak
C
Zwellichamen
D
Prostaat
Slide 11 - Quiz
Welk orgaan vangt prikkels op die kunnen leiden tot een orgasme?
A
Voorhuid.
B
Zwellichaam.
C
Eikel.
D
Penis.
Slide 12 - Quiz
Door welke onderdelen komt de penis in erectie?
A
De bijbal
B
De voorhuid
C
De zaadblaasjes
D
De zwellichamen
Slide 13 - Quiz
Wat doet de prostaat?
A
Bewaart zaadcellen
B
Voegt vocht toe aan de zaadcellen
C
Maakt zaadcellen
D
Maakt de penis stijf
Slide 14 - Quiz
Voortplantingsstelsel van de vrouw. De meeste voortplantingsorganen liggen in de onderbuik
Voortplantingsstelsel van de vrouw.
De voortplantingsorganen liggen in de onderbuik.
Slide 15 - Slide
Ontwikkeling eicel
Wat overblijft van follikel wordt gele lichaam genoemd.
Gele lichaam blijft achter in eierstok en begint hormonen te produceren.
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Maagdenvlies
Uitwendige geslachtsorganen
Slide 18 - Slide
eicel versus zaadcel
eicel veel groter, bevat reservevoedsel
zaadcel kan bewegen door zweepstaart
per zaadlozing miljoenen cellen
per eisprong 1 eicel
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Video
Ovulatie (eisprong)en menstruatiecyclus
Gebeurt in de eierstokken
1keer per 28 dagen
eitje blijft ongeveer 24 uur in leven
Slide 21 - Slide
bevruchting
Bevruchting en innesteling
Je kunt het verhaal vanaf de eisprong t/m de innesteling vertellen
Slide 22 - Slide
Welke orgaan heeft als functie tijdelijke opslag van zaadcellen?
A
Teelballen
B
Bijballen
C
Prostaat
D
Zaadblaasjes
Slide 23 - Quiz
Waar worden zaadcellen geproduceerd
A
Teelballen
B
Bijballen
Slide 24 - Quiz
Sperma bestaat uit
A
Zaadcellen
B
Zaadcellen en zaadvocht
C
Zaadvocht
D
Zaadcellen, zaadvocht en voedingsstoffen
Slide 25 - Quiz
Wat gebeurt er op dag 14 in de menstruatie cyclus?
A
Ongesteld zijn
B
Ovulatie
C
Innesteling
D
Menstruatie
Slide 26 - Quiz
Wanneer is een vrouw vruchtbaar?
A
Tijdens de menstruatie
B
tijdens de ovulatie
C
Vlak na de menstruatie
D
Vlak voor de menstruatie
Slide 27 - Quiz
Wat is de ovulatie
A
Menstruatie
B
Ongesteldheid
C
Eisprong
Slide 28 - Quiz
Op welke plaats vindt de innesteling plaats ? Gebruik de afbeelding.
A
plaats 1
B
plaats 2
C
plaats 3
D
plaats 4
Slide 29 - Quiz
Wat zijn primaire en secundaire geslachtskenmerken?