Thema 4 voorplanting 2,3,4

Thema 4 voortplanting
1 / 28
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Thema 4 voortplanting

Slide 1 - Slide

Lesdoelen

Aan het einde van de les kan je

  • het voortplantingstelsel van een man uitleggen
  • het voortplantingstelsel van een vrouw uitleggen
  • menstruatie uitleggen

Slide 2 - Slide

Voortplantingsorgaan man
Je ziet hier de balzak. 
In deze huidplooi liggen de
teelballen. 

Teelballen maken zaadcellen.
Zaadcellen worden opgeslagen
in de bijballen

Slide 3 - Slide

Besnijden

• hygiënische reden

• godsdienstige reden

Slide 4 - Slide

Erectie
(een stijve)

Slide 5 - Slide

Zaadlozing
Een zaadlozing geeft een man een lekker gevoel. Je noemt dat klaarkomen of het krijgen van een orgasme.

Als een jongen er zelf voor zorgt dat hij klaarkomt, noem je dat zelfbevrediging of masturbatie. Hij doet dat door met de hand de huid om de penis op en neer te bewegen. Dat noem je 'aftrekken'. 
Soms ontstaat er 's nachts vanzelf een zaadlozing, dit noem je een 'natte droom'.
Gemiddeld krijgt een jongen op rond de leeftijd van 13 zijn eerste zaadlozing
Sommige jongens krijgen hun eerste zaadlozing 
als ze 11 jaar zijn, anderen als ze 18 jaar zijn.
Er zijn dus grote verschillen t.a.v. het tijdstip van de eerste zaadlozing.

Slide 6 - Slide

Sperma ( zaadcellen en vocht)
gemiddeld 100 tot 200 miljoen zaadcellen

Slide 7 - Slide

afwijkende spermacellen

Slide 8 - Slide

samengevat man

Het voortplantingstelsel van een man bestaan uit:

- balzak ( hierin liggen de teelballen en bijballen)

-zaadleiders

- zaadblaasjes

- prostaat

- urinebuis

- penis

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Voortplantingsstelsel van de vrouw. De meeste voortplantingsorganen liggen in de onderbuik
Voortplantingsstelsel van de vrouw.
De meeste voortplantingsorganen liggen in de onderbuik. 

Slide 11 - Slide

rijpe eicel komt uit eierstok= ovulatie

Slide 12 - Slide

Ovulatie (eisprong)en menstruatiecyclus
  • Gebeurt in de eierstokken
  • 1keer per 28 dagen
  • eitje blijft ongeveer 24 uur in leven

Slide 13 - Slide

Maandverband 
en tampons
De meeste meisjes of vrouwen gebruiken maandverband of tampons tijdens de menstruatie. Maandverband wordt tegen de opening van de vagina gedragen. Een tampon wordt in de vagina gedragen. 
Er bestaan ook menstruatiecups.

De middelen nemen niet eindeloos vocht op. Door de bacteriën kan het onfris gaan ruiken en kunnen er infecties ontstaan. Regelmatig vervangen is nodig en goed wassen ook.
In tegenstelling tot een tampon absorbeert een menstruatiecup niets. 
Het vangt alleen op. 

Slide 14 - Slide

bevruchting
Bevruchting en innesteling
Je kunt het verhaal vanaf de eisprong t/m de innesteling vertellen

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video

Welke orgaan heeft als
functie tijdelijke opslag
van zaadcellen?
A
Teelballen
B
Bijballen
C
Prostaat
D
Zaadblaasjes

Slide 18 - Quiz

Waar worden zaadcellen geproduceerd
A
Teelballen
B
Bijballen

Slide 19 - Quiz

Sperma bestaat uit
A
Zaadcellen
B
Zaadcellen en zaadvocht
C
Zaadvocht
D
Zaadcellen, zaadvocht en voedingsstoffen

Slide 20 - Quiz

Wat gebeurt er op dag 14 in de menstruatie cyclus?
A
Ongesteld zijn
B
Ovulatie
C
Innesteling
D
Menstruatie

Slide 21 - Quiz

Wanneer is een vrouw vruchtbaar?
A
Tijdens de menstruatie
B
tijdens de ovulatie
C
Vlak na de menstruatie
D
Vlak voor de menstruatie

Slide 22 - Quiz

Wat is de ovulatie
A
Menstruatie
B
Ongesteldheid
C
Eisprong

Slide 23 - Quiz

Wat is een ander woord voor 'masturbatie'?
A
eisprong
B
ovulatie
C
zelfbevrediging
D
menstruatie

Slide 24 - Quiz

Wordt het slijmvlies van de baarmoeder tijdens de menstruatie dikker?
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quiz

Hoe noemen we het samensmelten
van zaadcel en eicel?
A
bevruchting
B
innesteling
C
menstruatie
D
ovulatie

Slide 26 - Quiz

Als er geen bevruchting is geweest, vindt er dan een innesteling plaats?
A
ja
B
nee

Slide 27 - Quiz


Op welke plaats vindt de innesteling plaats ?
Gebruik de afbeelding.


A
plaats 1
B
plaats 2
C
plaats 3
D
plaats 4

Slide 28 - Quiz