Cyberpesten

Cyberpesten

Wat vond je van je vakantie?
Wat is je bijgebleven?

Doel

• De student weet wat cyberpesten is
  
• De student weet wat de gevaren en gevolgen van cyberpesten zijn
  
• De student weet hoe je om moet gaan met pesten
  

Programma

• Cyberpesten
  
• Opdracht gevolgen en gevaren
• Bespreking
  
• Poster maken hoe je om moet gaan met cyberpesten
  
• Afsluiting
  

Wat weet jij over cyberpesten?

Cyberpesten

Wat betekent cyberpesten?

Cyberpesten of te wel digitaal pesten kan op internet of via een mobiele telefoon. Dit gedrag komt zowel tussen kinderen en tieners thuis en op school als tussen volwassenen als collega's op het werk voor. 

Op werk of op stage kan je dus ook te maken hebben met cyberpesten

Heb je wel eens te maken gehad met cyberpesten?

1. ja
2. nee

Kenmerken van cyberpesten

• Cyberpesten gebeurt vaak anoniem. De daders voelen zich veilig, onbereikbaar en onherkenbaar.
  
• Niet enkel fysiek of sociaal dominante personen doen aan cyberpesten. Door zijn kennis van internet voelt de dader zich vaak machtiger dan het slachtoffer en denkt dan 'veilig achter de computer' zijn slag te kunnen slaan.
  
• Cyberpesten is niet terug te draaien – vaak blijven de gegevens op internet bestaan, zodat het slachtoffer er jaren nadien nog mee geconfronteerd kan worden.

Opdracht: De gevaren en gevolgen van cyberpesten

Zoek in groepjes van twee op wat de gevaren en de gevolgen van cyberpesten zijn

Klaar?

Zoek ook informatie over de alarmlijn 113

Stel je voor je mocht een cyberpester interviewen. Welke vragen zou je die persoon willen stellen? En waarom? 

Schrijf dit in een Word document!

Gevaren en gevolgen

Gevolgen van cyberpesten:

• Onzekerheid
• Angst
• Woede
• Depressief 
• Zelfmoordpoging 
• Fysieke en mentale gezondheidsproblemen 

Opdracht: omgaan met cyberpesten

• Maak een poster hoe je om moet gaan met cyberpesten. Maak de poster in groepjes van drie. 
• De poster mag je maken op papier of op een digitale platform. 

Afsluiting

1. Wat heb je geleerd?
2. Wat wist je al?
3. Wat voor cijfer geef je de les?