Bijles 3: theorie 3

Bijles 

3. verband en structuren
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bijles 

3. verband en structuren

Slide 1 - Slide

Wat is het verschil tussen een signaalwoord en een functiewoord?

Slide 2 - Open question

Welke tekstverbanden
ken je?

Slide 3 - Mind map

P1 Tekstverbanden

  • doel-middel
  • oorzaak-gevolg
  • reden
  • opsommend
  • samenvatting
  • voorwaarde


  • conclusie
  • tegenstelling
  • chronologie (tijd)
  • vergelijking
  • toelichtend
  • toegeving
  • vergelijking

Slide 4 - Slide

Oefening 3.1
1. Argumenten in de vorm van vergelijkingen: kan gezien woorden als, zoals, zou hier kunnen vertaald als. 
Conclusie: dus

2.Om te: doel: grondwater moet drinkwater worden. Middel: reiniging in een zuiveringsinstallatie. Betekent: gevolg/resultaat: drinkwater is niet altijd volledig vrij van verontreiniging

Slide 5 - Slide

Oefening 3.1
3. 2 t/m 4 bevatten 3 argumenten bij de eerste zin die de stelling bevat. De laatste zin laat ook nog een oorzaak zien: doordat. Gevolg: een positief effect.

4. Eerste twee zinnen: voorwaarde of geval: als... dan . Doel eerste zin: tekst snel begrijpen. Middel in de eerste zin: de rode draad, de tekstlijn. Argument in de tweede zin: want eerst weten dan herkennen. Derde zin: het argument is: positief gevolg. 

Slide 6 - Slide

Oefening 3.1
5. Opsomming: bovendien. Reden: immers. Toelichtend: zo. Opsomming: volgende, daarna, daarna. Samenvatting: dus. Laatste opsomming na hier: in de laatste zin

6. Vergelijking: dan. Opsomming: ook. 

Slide 7 - Slide

Oefening 3.2
1./
2. toch - toegeving/tegenstelling, namelijk - voorbeeld
3. echter - tegenstelling, anders (dan) - vergelijking 
4. zoals bijvoorbeeld - voorbeeld (tautologie)
5. en (2x) - opsomming, ook al - tegenstelling (synoniem: terwijl)
6. dit komt doordat - oorzaak/gevolg

Slide 8 - Slide

Oefening 3.2
7. en (2x) - opsomming, of - opsomming, veroorzaken - oorzaak/gevolg
8./
9. daarbij - opsomming
10. of - opsomming
11. ook (2x) - opsomming, als (3x) - voorwaarde, en - opsomming, maar - tegenstelling, want - reden

Slide 9 - Slide

Oefening 3.2
12. en - opsomming
13. want - reden, niet meer dan - vergelijking, dus - conclusie
14. bovendien - opsomming

Slide 10 - Slide

P2 Functiewoorden
  • Functiewoorden geven de functie van een tekstdeel aan.
  • Sommige ervan duiden, niet geheel toevallig, ook een tekststructuur aan.  
  • Door functiewoorden kun je soms ook het tekstdoel herkennen.

Slide 11 - Slide

Oefening 3.3
3a. weerleggen is aangeven dat een argument niet klopt. Tegenwerpen is aangeven dat een standpunt niet klopt.
3b. aanvulling is een uitleg en een voorbeeld is concreter.
3c. uitdiepen is extra (lastige) informatie toevoegen, uitleggen is vertellen wat het betekent en uitweiden is meer van hetzelfde vertellen.
3d. voorbehoud is een slag om de arm hebben, geen garantie geven dat het gebeurt, voorwaarde is dat iets moet gebeuren voor het andere kan gebeuren.

Slide 12 - Slide

P3 Tekststructuren

Inleiding
  • anekdote
  • aanleiding
  • onderwerp noemen
  • samenvatten
  • vraag stellen



Slot
  • advies
  • conclusie
  • mening
  • samenvatting
  • toekomstvisie

Slide 13 - Slide

Middenstuk
  • opsomming
  • kenmerken
  • probleemstelling
  • tegenstelling
  • ontwikkeling
  • samenvatting
  • reden 
  • verklaring
  • middel
  • voorbeelden
  • voorwaarden
  • concluderen
  • achtergrond belichten
  • ...
  • ...

Slide 14 - Slide

Elf veelvoorkomende
In P3 zie je elf manieren opgesomd die vaak gebruikt worden in het middenstuk van een tekst. Ze kunnen je helpen de inhoud en opbouw van de tekst te doorgronden.

Bijvoorbeeld: als je een probleem ziet, dan kan je daarna een of meer oplossingen verwachten. 

Slide 15 - Slide