1 Bekijk de vragen en markeer belangrijke aanwijzingen (
alinea's, belangrijke woorden etc.).
2 Lees de tekst
verkennend door
(let op opvallende items als plaatjes, dikgedrukte woorden, onderstreepte woorden, titels, bron).
3 Markeer in de tekst belangrijke dingen als:
- belangrijke zinnen in de inleiding en het slot
- kernzinnen van alinea's
- signaalwoorden (maar, want, daarnaast, ook, zoals, bijvoorbeeld)