V5 Thema 5 B2 Hormonale regeling

1 / 43
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Zet de hormoonklieren op de juiste plek
Eierstokken
Bijnieren
Eilandjes van Langerhans
Teelballen
Hypofyse
Schildklier

Slide 2 - Drag question

Ik kom chagrijnig de klas in en begin zo de les. Jullie vinden het maar niks en beginnen vervelend te doen. Ik wordt nog chagrijniger en stuur er iemand uit. Dit is een voorbeeld van...
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 3 - Quiz

Zet de hormonen op de juiste plek.
FSH and LH
testosteron
groeihormoon
oxytocine
oestrogenen
thyroxine
antidiuretisch hormoon
TSH

Slide 4 - Drag question

Endocrien
Exocrien
Afvoerbuis
Afgifte aan bloed
Speekselklier
Eilandjes van Langerhans
Lokale werking
Langdurige werking

Slide 5 - Drag question

Leerdoelen
- Je kunt beschrijven op welke manieren hormonen de cellen van weefsels en organen kunnen beïnvloeden. 

- Je kunt de werking van hormoonklieren en hun hormonen beschrijven en afleiden hoe doelwitorganen daarop reageren.

- je kunt goed gebruiken maken van de tabellen 89A-C en 67-K in Binas

Slide 6 - Slide

Hypothalamus
1) Directe afgave neurohormonen
Zenuwcellen in de hypothalamus geven neurohormonen af. Deze komen via de achterkwab in de bloedbaan.

Deze neurohormonen zijn ADH (nieren!) en oxytocine. 

Slide 7 - Slide

Hypothalamus
2) Releasing en Inhibiting hormonen
Zenuwcellen kunnen ook
Releasing-Hormones (RH) en
Inhibiting-Hormonen (IH) afgeven.

Deze komen in de hypothalamus 
in de bloedbaan en komen daarna
in de hypofysevoorkwab

Slide 8 - Slide

Positieve en negatieve terugkoppeling
+
+
+

Slide 9 - Slide

Hormonen
Signaalstof, die genexpressie in doelcellen beïnvloedt

Slide 10 - Slide

Voorbeeld
Thyroxine verhoogt de
stofwisselingssnelheid
in doelwitorganen

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Adrenaline cascade
(Signaal)cascade van enzymen waardoor glucose vrijkomt.

Een signaalcascade telt meerdere schakels.

Slide 13 - Slide

De eilandjes van Langerhans 
glucagon
Insuline

Slide 14 - Slide

Regeling van de bloedsuikerspiegel door de eilandjes van langershans.

Slide 15 - Slide

huiswerk: 5 t/m 12
timer
5:00

Slide 16 - Slide

Binas 89A. Welke hormonen worden NIET door de hypofyse gemaakt?
A
LPH en LTH
B
oxytocine en ADH
C
FSH en LH
D
GRH en CRH

Slide 17 - Quiz

Binas 89A. Wat is de functie van FSH bij mannen?
A
vorming van zaadcellen
B
geen functie - mannen hebben geen FSH
C
afgifte van oestradiol
D
follikelgroei

Slide 18 - Quiz

Cellen in de alvleesklier 
die hormonen maken
Stoffen in het bloed die de werking van bepaalde organen regelen
Hormoon dat in de 
bijnieren wordt gemaakt
Klieren die adrenaline maken
Orgaanstelsel in het lichaam dat uit een aantal hormoonklieren bestaat
eilandjes van Langerhans
hormonen
adrenaline
hormoonstelsel
bijnieren

Slide 19 - Drag question

Zorgt insuline ervoor dat de bloedsuikerspiegel daalt of stijgt?
A
Daalt
B
Stijgt

Slide 20 - Quiz

Welke hormoonklieren zijn er?
Pak Binas 89

Slide 21 - Slide



  • aansturing via ACTH vanuit de hypofyse 
  • bevord hormonen bijnierschors waardoor o.a.  cortisol  (stresshormoon) wordt gemaakt



  • maakt adrenaline
  • snelle, kortdurige werking.

Bijnierschors 
Bijniermerg 

Slide 22 - Slide

Groeihormoon (GH)

  • Groeihormoon aangemaakt in de hypofyse, bevordert de lengtegroei in de groeischijf van de botten. Door zijn vorm past het groeihormoon alleen op receptoren op het celmembraan van de grooeischijf.

  • Beïnvloeden van andere hormoonklieren

  • In de puberteit extra groeihormoon = groeispurt

Slide 23 - Slide

Hormonen tijdens de bevalling
  • Hypofyse produceert prolactine    -> groei melkklieren en productie melk

  • Hypofyse geeft oxytocine af            -> weeën en vrijkomen van melk

Slide 24 - Slide

ADH
Resorptie (opname) van water in de nieren.

Constant houden osmotische waarde van het bloed.

Slide 25 - Slide

Schildklier

Het schildklierstimulerend hormoon (TSH) uit de hypofyse zet de schildklier aan tot de vorming van schildklierhormoon (thyroxine).


Het lichaam heeft hier jodium voor nodig.



Slide 26 - Slide

Struma
Tekort aan jodium leidt tot een vergroting van de schildklier = struma 

Slide 27 - Slide

Verteringssappen en hormonen
= sappen gemaakt door spijsverteringsklieren.
  • Speekselklieren
  • Maagsapklieren (gastrine)
  • Lever - gal (secretine)
  • Alvleesklier (cholecystokinine)
  • Darmsapklieren

Bevat vaak enzymen = helpen met het omzetten van de ene stof in een andere stof.

Slide 28 - Slide

De eilandjes van Langerhans 
glucagon
Insuline

Slide 29 - Slide

Regeling van de bloedsuikerspiegel door de eilandjes van langershans.

Slide 30 - Slide

EPO
1. Nieren produceren EPO.
Nieren signaleren tekort aan zuurstof
Reageren door productie EPO

2. Beenmerg produceert hierdoor meer rode bloedcellen.

3. Nieren genoeg zuurstof, 
stop productie EPO.

Slide 31 - Slide

Adrenaline
Adrenaline wordt aangemaakt in de bijnieren bij nood en spanning. Net als glucagon breekt adrenaline glycogeen af, maar dan veel sneller. 
Ook je hart gaat sneller kloppen.
Adrenaline

Slide 32 - Slide

Meer leren
Biologie met Joost
NG Biologie
Your Biologie NL
Beeldbank Bio
Juf Daniëlle
Biologie met mij

Slide 33 - Slide

Meer leren
NG Biologie

Slide 34 - Slide

vragen
VRAGEN? 

Slide 36 - Slide

Positieve of negatieve terugkoppeling?
A
positief
B
negatief

Slide 37 - Quiz

De bijnieren produceren een hormoon. Dit hormoon wordt ook gebruikt als doping. Welke functie heeft dit hormoon in het lichaam?
A
Stimuleren van de ademhalingsactiviteit.
B
Verlaging van het suikergehalte in het bloed.
C
Vertraging van de hartslag.

Slide 38 - Quiz

Welke hormonen zorgt ervoor dat cortisol wordt geproduceerd?
A
Adrenaline
B
Noradrenaline
C
CRH
D
ACTH

Slide 39 - Quiz

Wat is geen resultaat van adrenaline
A
Je hartslag gaat omhoog
B
Je pupillen worden groter
C
Er gaat minder bloed naar je darmen
D
Je krijgt meer honger

Slide 40 - Quiz

Adrenaline versnelt de reactie
A
glucose -> glucagon
B
glucagon -> glucose
C
glucose -> glycogeen
D
glycogeen -> glucose

Slide 41 - Quiz

Bij de aanmaak van rode bloedcellen en de productie van EPO is er sprake van negatieve terugkoppeling. Welke factor zorgt voor de negatieve terugkoppeling in dit regelsysteem?
A
EPO gehalte in het bloed
B
zuurstofgehalte in het bloed
C
activiteit van het rode beenmerg
D
de hematocrietwaarde

Slide 42 - Quiz

huiswerk: 13 t/m 20
Niet: 16-1 (kan alleen in het boek)
timer
5:00

Slide 43 - Slide