Jack the Ripper | lesson 7 (task)

Jack the Ripper
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Jack the Ripper

Slide 1 - Slide

Today's lesson
  • Je kan een persoon beschrijven aan de hand van zijn basisgegevens, zijn uiterlijk, zijn karakter en zijn achtergrond.
  • Je kan keuzes onderbouwen met argumenten.
  • Je kan bewijsstukken identificeren en toelichten.
  • Je kan vragen over zaken uit het verleden formuleren.
  • Je kan vragen over zaken uit het verleden beantwoorden.
  • Je kan een rapport presenteren in een video.

Slide 2 - Slide

Task Kick-off
  1. The suspect
  2. The evidence 
  3. Make notes

Slide 3 - Slide

Re-watch the example task 

Slide 4 - Slide

I feel confident enough to start working on the task!
😒🙁😐🙂😃

Slide 5 - Poll


                                            Neem plaats aan instructietafel

                     
                         Ga zelfstandig aan het werk, maar kom naar de instructietafel als  je een vraag hebt

                                           
                                          Ga zelfstandig aan het werk. Overleg zachtjes met een klasgenoot bij                                                          vragen.  Kom je er dan nog niet uit? Loop dan naar instructietafel

Slide 6 - Slide

1. The suspect 
Choose your suspect! 


Slide 7 - Slide

1. The suspect 
□ Name of the suspect

□ Basic information about your suspect [40-50 words]

□ Give one or more arguments why your suspect could be the murderer [40-50 words]
 

Slide 8 - Slide

2. The evidence 
□ What is the first piece of evidence?

□ What does this piece of evidence tell you?

□ What is the second piece of evidence?

□ What does this piece of evidence tell you?

Slide 9 - Slide

3. Make notes 
□  You have to come up with 5 questions you could ask your suspect to help solve the case! 
     De vragen moeten gaan over: suspect/evidence/arguments.

□   \Use questions that begin with ‘’Did’’ or a questionword (who/what/where/why/when/how)


□ Now, you are going to interview each other about your suspect.


Dit doe je door de vragen die je gesteld gaat krijgen eerst te bestuderen. Je moet namelijk weten wat een vraag betekent voordat je er een passend antwoord op kunt geven. Maak eventueel aantekeningen (bijvoorbeeld van dat moeilijke woord dat je maar niet kunt onthouden) die je kunnen helpen bij het beantwoorden van de vragen.

Slide 10 - Slide

Over to you
Start working on your task!

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Schrijf 3 dingen op die je vandaag hebt geleerd.

Slide 13 - Open question

Leg 2 dingen uit die je vandaag hebt geleerd.

Slide 14 - Open question

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed begrepen hebt.

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide