What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Thema 6, week 2 Les 7 - onderwerp en werkwoord afstemmen
WERKWOORD: bouwen
Wij ... een hoge toren.
A
bouw
B
bouwt
C
bouwen
1 / 16
next
Slide 1:
Quiz
Taal
Basisschool
Groep 6
This lesson contains
16 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
WERKWOORD: bouwen
Wij ... een hoge toren.
A
bouw
B
bouwt
C
bouwen
Slide 1 - Quiz
WERKWOORD: VINDEN
Hij ... een schat.
A
vind
B
vindt
C
vinden
Slide 2 - Quiz
WERKWOORD: HOLLEN
Ik ... naar huis.
A
hol
B
holt
C
hollen
Slide 3 - Quiz
WERKWOORD: vinden
Marijke ......... suikerspinnen lekker!
A
vind
B
vond
C
vindt
D
vint
Slide 4 - Quiz
Taal les 7
Doel: ik kan de juiste vorm van een werkwoord achter het onderwerp plaatsen.
Zoals:
ik vaar.
hij vaart.
Wij varen.
Slide 5 - Slide
Even opfrissen:
Een
werkwoord
is een woord wat beschrijft wat je
doet.
zoals: eten, slapen, maken, printen, rennen, voetballen.....
Het
onderwerp
van een zin is
wie
het doet.
zoals : Mimi bakt een taart.
Wie bakt de taart?
Mimi =>
Mimi is het onderwerp.
Slide 6 - Slide
kort samengevat:
ik-vorm
hij-vorm
+t
wij-vorm
=hele werkwoord
Slide 7 - Slide
Bij de
hij
-vorm hoort dus ook
zij
,
u
en
het
.
('zij' is dan in enkelvoud)
Bij de
wij
-vorm hoort dus ook
jullie
en
zij.
('zij' is dan in meervoud)
Slide 8 - Slide
Dat gaan we even oefenen.
Op de volgende slides staan een aantal opdrachten.
Maak ze allemaal !
Wij kunnen jullie antwoorden zien.
Slide 9 - Slide
Welke vorm van het werkwoord 'drinken' past in deze zin ?
Hij ...........uit de grote beker.
Slide 10 - Open question
Welke vorm van het werkwoord 'vieren' past in deze zin?
Jullie .............. de overwinning.
Slide 11 - Open question
In welke vorm staat het werkwoord?
Ik maak de opdracht.
A
ik-vorm
B
hij-vorm
C
wij-vorm
D
-
Slide 12 - Quiz
In welke vorm staat het werkwoord?
Zij schrijft het antwoord op.
A
ik-vorm
B
hij-vorm
C
wij-vorm
D
-
Slide 13 - Quiz
Sleep de juiste vorm van het werkwoord in de zin.
Zij naar Duitsland. (zij = meervoud)
Ik naar Duitsland.
reizen
reist
reis
Slide 14 - Drag question
Sleep de juiste vorm van het werkwoord in de zin.
Het meisje haar haren.
Wij onze haren.
kam
kammen
kamt
Slide 15 - Drag question
Aan de slag!
Thema 6, week 2, Les 7
Maak:
* opgave 3 en 2
* 10 opgaven in de +
Slide 16 - Slide
More lessons like this
Taal thema 6 les 7
April 2020
- Lesson with
12 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
TA6, 6.2.19
February 2022
- Lesson with
15 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
werkwoorden
April 2023
- Lesson with
16 slides
Werkwoord en persoonsvorm les 1
February 2023
- Lesson with
30 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
Persoonsvorm
November 2022
- Lesson with
19 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
Thema 1, les 5 - PV, onderwerp en gezegde
September 2024
- Lesson with
46 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
Persoonsvorm
August 2020
- Lesson with
31 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
Thema 1, les 14 - PV, onderwerp en gezegde
September 2024
- Lesson with
44 slides
Taal
Basisschool
Groep 6